De geloofsovertuiging van anderen moet je respecteren. Maar soms stuit ik op zienswijzen of gebruiken waarbij het me grote moeite kost om mij daarin te verplaatsen.
Ik ken geweldige katholieken die ik hoog acht om hun overtuigingen, hun doen en hun laten. Maar bij bepaalde katholieke gewoonten sta ik als protestant nog altijd met een gevoel van lichte verbijstering te kijken.
Het zal een katholiek misschien tegen de borst stuiten wat ik nu ga zeggen, maar als buitenstaander snap ik werkelijk niet waarom er in de Rooms-Katholieke Kerk zo met lichamen en lichaamsdelen van heiligen wordt omgesprongen.
Bezoek je bijvoorbeeld een prachtige barokke kerk in Beieren, liggen er op diverse plaatsen achter glas aangeklede skeletten. De macabere aanblik bederft voor mij het sacrale. Juist deze geloofshelden van weleer verdienen een waardiger lot, denk ik dan. Dat het wonderlijk ongeschonden lichaam van een heilige in een schrijn wordt gelegd, zoals dat van Bernadette van Lourdes in Nevers, daar kan ik me nog iets bij voorstellen. Maar geraamtes?
Morgen keert het hart van de befaamde jezuïet Jan Roothaan (1785-1853) terug in Amsterdam. De reliekschrijn met dit lichaamsdeel, lang in het generalaat (hoofdgebouw) van de jezuïeten bij het Vaticaan bewaard, krijgt een plek in de kerk De Krijtberg. De rest van het lichaam rust in de hoofdkerk van de orde, de Gesu, in Rome.
De lichamen van veel andere heiligen zijn echter volledig verspreid terug te vinden als relieken onder altaren in kerken over heel de wereld. Voorwerpen die heiligen aanraakten of de kleding die ze droegen zijn geweldig, maar hun lichaamsdelen zijn voor katholieke gelovigen helemaal bijzonder. Dat zijn dan ook relikwieën van de eerste graad.
Een paar dagen geleden stond ik in Zwolle voor de schrijn van Thomas a Kempis. Het heeft iets ontroerends dat de kerk deze grote zoon zo dicht bij zich gehouden heeft. Maar toch. Wij zijn geen middeleeuwers meer die in hun donkere tijden er behoefte aan hadden om door een vingerkootje van een heilige, God dichter bij zich in de buurt te hebben. Een man als pater Titus Brandsma, overigens wel zalig-, maar nog niet heiligverklaard, kan ook een inspirerend voorbeeld en een grote steun zijn zonder dat er relieken van de eerste graad zijn.