Het is al 170 jaar geleden, maar het zat de bewoners van het eiland Erromango, deel van de republiek Vanuatu in Oceanië, niet lekker. Hun voorouders hadden in 1839 de befaamde Britse zendeling John Williams opgegeten. Al spoedig daarna stond het eiland bekend als Martelaarseiland. En van die kannibalenfaam wilden hun nazaten af.
De presbyteriaan Williams was in eigen land een bekendheid toen hij met collega Simon Garris in 1839 Erromango aandeed. Helaas voor hen hadden Europeanen net een paar eilandbewoners vermoord. Harris werd direct doodgeknuppeld. Williams zette het op een lopen, maar op het strand kon ook hij zijn wrede lot niet ontlopen.
Op Erromango hebben ze nu een verzoeningsceremonie gehouden, die ook door een aantal nakomelingen van de missionaris is bijgewoond. De plechtigheid was van groot belang, zei de antropoloog en parlementariër van Vanuatu Ralph Regenvanu tegen de BBC. Er was sprake van een nationaal complex. Velen vreesden dat er een vloek op het eiland rustte.
Verzoening kan volgens de lokale cultuur alleen maar worden bereikt, wanneer het niet alleen bij woorden blijft, aldus Regenvanu. Vandaar dat de bewoners een zevenjarig meisje symbolisch aan Williams’ nageslacht gaven. Die beloofden van hun kant, want zij werden ook geacht een daad te stellen, de opleiding van het kind te zullen betalen.
Regenvanu legde aan Williams’ achterachterkleinzoon uit dat kannibalisme op het eiland een bijzonder heilige aangelegenheid was. De zendeling werd niet zo maar in de kookpot gestopt, hij werd pas genuttigd na een uitgebreid ritueel. De kannibalen geloofden dat ze daarmee het geweld van de Europeanen een halt konden toeroepen.
Dat is natuurlijk fijn om te weten. En het is ook mooi dat ze op Erromango de zaak wilden afronden, omdat de bewoners te boek willen staan als christelijk en godvrezend. Dat kan wel zijn, maar het lijkt toch dat Williams’ werk te vroeg is afgebroken. Angst voor een vloek en een kind cadeau doen? Dat zou de zendeling nooit christelijk hebben gevonden.