Van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is dit weekeind het miljoenste exemplaar gepresenteerd. Even het geheugen opfrissen: de NBV werd vijf jaar geleden gepresenteerd als een oecumenische bijbelvertaling die gebruikt moest worden in de kerken en die tegelijk ook de nieuwe cultuurbijbel moest worden.
De NBV is een bestseller. Of en hoeveel beter deze vertaling het doet dan andere bijbelvertalingen, valt niet na te gaan. Van de vorige standaardvertaling, die uit 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), zijn geen gedetailleerde verkoopcijfers bekend. Ook niet van de Statenvertaling.
Het is ook slecht vergelijken. Zeker met de Statenvertaling die uit 1637 stamt. Er waren toen beduidend minder Nederlanders en ons land stak heel anders in elkaar. Dat geldt overigens ook voor de naoorlogse jaren. Het woord secularisatie kenden de meeste mensen toen nog niet. Het gros van de bevolking ging geregeld naar de kerk.
De opdrachtgevers, waaronder het NBG, en uitgever en bijbeldrukker Jongbloed in Heerenveen tonen zich blij verrast over het doorslaande succes van de NBV. Het zal wel aan mij liggen, maar ik denk dan: het zou ook niet best zijn als er na vijf jaar niet een miljoen exemplaren verkocht zouden zijn.
Grofweg de helft van de Nederlanders is lid van een kerk. Veruit de meesten zijn lid van de Rooms-Katholieke Kerk, die de NBV niet heeft goedgekeurd voor gebruik in de eredienst, maar dan nog. Als je bedenkt dat de bijbelvertaling daarnaast ook door veel niet-kerkleden is gekocht, kun je zelfs stellen dat de verkoop wat tegenvalt.
De NBV lag al voor verschijning onder vuur van links en rechts in de kerk. De vertaling zou niet getrouw en mooi genoeg zijn. En dus worden ook andere bijbelvertalingen gebruikt. Er wordt hard gewerkt aan een herziene Statenvertaling. Het is mooi dat alleen het beste goed genoeg is voor de Heer, maar het is wel een ongekend luxeprobleem.