Een groep predikanten van links tot rechts binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) het aangedurfd: vraagtekens zetten bij de dialoog met de islam. In een open brief aan de synode hebben zij hun zorgen verwoord.
De PKN werkt aan een nota waarin wordt ingegaan op de vraag of kerk en moskee in voorkomende gevallen gezamenlijk kunnen optrekken. Om bezinning op dit punt is gevraagd door de Wereldraad van Kerken, in reactie op de oproep ‘A common word’ (‘Een gemeenschappelijk woord’) van een internationaal gezelschap moslimgeleerden in 2007 - na een relletje met de paus.
Een prachtig idee, zeggen de opstellers van de open brief. Zij vinden het ook van het grootste belang ,,dat moslims en christenen overal ter wereld oprecht met elkaar in gesprek treden’’. Maar ze zijn ook kritisch, want ,,welke concrete stappen worden er in de islamitische wereld genomen om het recht op daadwerkelijke godsdienstvrijheid te garanderen’’.
Ze schrijven verder: ,,Zolang in de landen van tal van ondertekenaars van ‘Een gemeenschappelijk woord’ mensen worden vervolgd omdat ze publiekelijk getuigen van hun christelijk geloof of omdat ze vanuit de islam tot de christelijke kerk toetreden, is een oproep aan ons adres tot wederzijdse welwillendheid niet volledig geloofwaardig.’’
De strekking van de open brief is nauwelijks kerkpolitiek correct. Het is echter wel een reëel punt. In een reeks moslimlanden zijn christenen tweederangs burgers en vaak is er sprake van regelrechte discriminatie of verdrukking. Het is een onderwerp dat ten gunste van de dialoog met vaak meer verlichte moslims gemeden wordt.