Het was al weer in 2004 dat de langverwachte Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) werd gepresenteerd. Al uitgebreid voor het verschijnen ervan was er kritiek dat deze vertaling niet getrouw genoeg zou zijn.
Inmiddels zijn er ruim een miljoen exemplaren verhandeld van de NBV, die als de cultuurbijbel in de markt is gezet. Zo van: je kunt pas allerlei boeken en kunst begrijpen, wanneer je deze bijbel tot je genomen hebt.
Maar de kritiek is intussen nooit verstomd. Dat blijkt weer dezer dagen. In april moet de synode van de Protestante Kerk in Nederland (PKN) besluiten of de kerk na vijf jaar proefdraaien met de NBV die vertaling als officiële kerkbijbel accepteert.
Niet doen!, is de oproep van een open brief die nu door zo’n honderd theologen uit de PKN, van links tot rechts, is ondertekend. Ze vinden dat de kerk moet wachten tot in 2016 de aangekondigde revisie van de NBV verschijnt.
Een van de initiatiefnemers, professor Rochus Zuurmond, legt uit dat die revisie ingrijpend lijkt te worden. Hoe kan, zegt hij, de synode besluiten over invoering van een vertaling die er over een paar jaar heel anders uit kan zien?
Hij ziet ook praktische bezwaren. Zo wordt vrijwel overal nog het ‘Onze Vader’ uit de Bijbelvertaling van 1951 gebeden, omdat iedereen dat uit het hoofd kent. Stel dat de mensen wennen aan de huidige versie en in 2016 verschijnt er weer een nieuwe uitvoering?
Hoe terecht de argumenten ook klinken, ik heb er toch enige moeite mee. In mijn boekenkast staat al een indrukwekkende reeks Nederlandse bijbelvertalingen: en van sommigen hebben ook bovendien gereviseerde versies.
En nu komt er dus weer een - dure! - revisie en ook daar zal, daarvoor zijn we Nederland, weer kritiek op komen. Intussen noemen zich steeds minder mensen kerkelijk en steeds minder mensen lezen geregeld de bijbel. Ben ik nou de enige die het gevoel heeft dat hier iets gigantisch uit de hand loopt?
Inmiddels zijn er ruim een miljoen exemplaren verhandeld van de NBV, die als de cultuurbijbel in de markt is gezet. Zo van: je kunt pas allerlei boeken en kunst begrijpen, wanneer je deze bijbel tot je genomen hebt.
Maar de kritiek is intussen nooit verstomd. Dat blijkt weer dezer dagen. In april moet de synode van de Protestante Kerk in Nederland (PKN) besluiten of de kerk na vijf jaar proefdraaien met de NBV die vertaling als officiële kerkbijbel accepteert.
Niet doen!, is de oproep van een open brief die nu door zo’n honderd theologen uit de PKN, van links tot rechts, is ondertekend. Ze vinden dat de kerk moet wachten tot in 2016 de aangekondigde revisie van de NBV verschijnt.
Een van de initiatiefnemers, professor Rochus Zuurmond, legt uit dat die revisie ingrijpend lijkt te worden. Hoe kan, zegt hij, de synode besluiten over invoering van een vertaling die er over een paar jaar heel anders uit kan zien?
Hij ziet ook praktische bezwaren. Zo wordt vrijwel overal nog het ‘Onze Vader’ uit de Bijbelvertaling van 1951 gebeden, omdat iedereen dat uit het hoofd kent. Stel dat de mensen wennen aan de huidige versie en in 2016 verschijnt er weer een nieuwe uitvoering?
Hoe terecht de argumenten ook klinken, ik heb er toch enige moeite mee. In mijn boekenkast staat al een indrukwekkende reeks Nederlandse bijbelvertalingen: en van sommigen hebben ook bovendien gereviseerde versies.
En nu komt er dus weer een - dure! - revisie en ook daar zal, daarvoor zijn we Nederland, weer kritiek op komen. Intussen noemen zich steeds minder mensen kerkelijk en steeds minder mensen lezen geregeld de bijbel. Ben ik nou de enige die het gevoel heeft dat hier iets gigantisch uit de hand loopt?