Redacteur geestelijk leven van de Leeuwarder Courant

.

woensdag 31 december 2008

Van woede, leed en zand


Het stemde de commentaarschrijver van het Reformatorisch Dagblad dankbaar. Koningin Beatrix had in haar kersttoespraak uit psalm 90 geciteerd. Wel vrijelijk en wel uit de nieuwste berijming, maar toch. ,,Dat onze koningin zich niet schaamt om deze bijbelwoorden, zij het indirect, op de lippen te nemen, is iets wat niet onvermeld mag blijven.’’
,,Generaties gaan, generaties komen’’, had de koningin gezegd, ,,maar in Gods liefde blijven wij allen opgenomen.’’ Eigenlijk was hare majesteit een paar dagen te vroeg met het citeren van de negentigste psalm. Het is de oudjaarspsalm bij uitstek. Maar vandaag heeft de koningin geen toespraak, dus ze nam dit keer een voorschot.

Psalm 90 is in gereformeerde kring het bijbelgedeelte waarmee het oude jaar wordt afgesloten. Het is een mooie traditie: een minuut of tien voor de klok twaalf uur slaat, pakt vader de bijbel, leest deze psalm en gaat daarna voor in gebed. Zo gaat het huisgezin met de juiste gezindheid het nieuwe jaar in.
De traditie bestaat nog steeds, zeker in de achterban van het Reformatorisch Dagblad, waarbij de televisie op oudjaarsavond niet alles domineert en wel om het simpele feit dat het ding er niet staat. Ook in andere, orthodox-gereformeerde kring gebeurt het nog wel. Maar vaker zijn het toch de cabaretier en de klok op tv die het oudjaar uitluiden.

Het is een prachtige psalm, dat ‘gebed van Mozes, de godsman’, zoals er in de Nieuwe Bijbelvertaling boven staat. De reden waarom psalm 90 juist op een dag als vandaag veel gelezen wordt, laat zich raden: ‘Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als wij sterk zijn. Het beste daarvan is moeite en leed, het gaat snel voorbij en wij vliegen heen.’
De koningin citeerde de eerste regel van de psalm: ‘Heer, u bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht.’ Het is geen vrolijk bijbelgedeelte. Het spreekt van Gods woede en toorn, van moeite en leed, van de tijd die ons als zand door de vingers glijdt. Om met de koningin te spreken: de psalm wordt het beste gelezen met ogen die gehuild hebben.

dinsdag 30 december 2008

Goedkoop


De campagne ‘Welkom thuis!’ van de Rooms-Katholieke Kerk is een fraai voorbeeld van hoe de kerk aan de weg moet timmeren. Althans, als ik het boek ‘De marketing van God’ van marketingdeskundige Charles Schwietert goed heb begrepen, waarover ik gisteren in de LC schreef.
Hoewel de slim bedachte titel anders doet vermoeden, gaat het boek louter over de marketing van de RK Kerk, steeds door Schwietert als het internationale bedrijf ‘Vatican Inc.’ aangeduid. De RK Kerk doet te weinig om haar ‘merk’ in de markt neer te zetten.

Veel mensen zullen alleen al bij de naam van de auteur iets roepen in de geest van: ‘Dat zal wel niet te vertrouwen zijn’ (voor de jongeren: even googelen op Schwietert), maar het is absoluut een interessant boek. Wat ik het alleraardigst vind, is wat Schwietert zegt over de prijs van de kerk en over de oecumene.
De kerk is te goedkoop, waarschuwt Schwietert. Letterlijk dan. Kopers van merktassen of parfum weten dat aan een uitzonderlijk merk een dito prijskaartje hangt. Het lidmaatschap van de tennisvereniging kost geld, de voetbalclub ook, maar de kerk laat je voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Marketingtechnisch gezien is dat fout.
En oecumene is de dood in de pot voor de exclusiviteit van het ‘product’ van de kerk. Als je om kerkpolitieke redenen roept dat alle kerken in de kern dezelfde boodschap uitdragen, doe je jezelf als kerk de das om! Veel beter is om duidelijk te maken dat alleen via jouw ‘vestigingen’ het heil echt te verkrijgen is.

Terug naar de campagne ‘Welkom thuis!’. Die heeft het goed gedaan. Reclamespotjes met de bisschoppen gingen vooraf aan de kerstnachtdienst, waarin bezoekers van parochiekerken een fraai magazine kregen met daarin de uitnodiging aan die honderdduizenden die zich 'katholiek van huis uit' noemen, om ook buiten de kerstdrukte om de kerk te bezoeken. De campagne haalde onder meer het Journaal.
Mijn moeder vertelde hoe ze op de radio hoorde hoe bezoekers van een kerstnachtdienst behalve het magazine ook de gedrukte liturgie bij de ingang kregen. Althans, kónden krijgen. Ze moesten er een paar dubbeltjes voor betalen. Hoe goed de financiële overwegingen van een parochie ook te begrijpen zijn, zo moet het dus niet. Dat is pas echt goedkoop.

maandag 29 december 2008

Jaap Zijlstra (2)

Jaap Zijlstra. Foto LC/Wietze Landman

Als jongen ging Jaap Zijlstra na de lagere school in Wassenaar naar de mulo. En later haalde hij boekhouddiploma’s. ,,Ik kwam in 1949 van school. Toen heb ik eerst bij de gemeentebedrijven gewerkt. Ik moest kwitanties maken voor gas, water en licht. Afschuwelijk. Daar ben ik een jaar geweest, maar toen moest ik er uit, want degene die ik verving kwam terug uit dienst en had recht om terug te komen. Ik ging toen werken op een meubelfabriek in Wassenaar, als assistent van de boekhouder. Kostprijsberekeningen maken. Dat vond ik vreselijk: de hele dag tussen de gillende zaagmachines. Ontzettend.’’
,,Ik was ondertussen gekeurd voor de militaire dienst en ja, daar verzweeg je ook je geaardheid hè. Bij de keuring werd er naar gevist. Heel primitief hoor. Je moest bij een arts komen voor een gesprek en die zei: heb je ook een meisje? Ik dacht: waar bemoeit die man zich mee? Ik zei nee. Ook nooit gehad? Nee. Zit het wel goed met je? Ja. Dat was het hele gesprek, toen kon ik weer weggaan. Achteraf besef je pas wat hij bedoelde met dat: zit het wel goed met je? Echt letterlijk vroeg hij dat.’’
Zijlstra ervoer de militaire dienst als een hel. ,,Dat was een nare tijd. Ik had administratie aangevraagd, maar daar waren kennelijk zoveel aanvragen voor, dus ik kreeg dat niet. Ik kwam bij de luchtdoelartillerie en dat was een technisch onderdeel, dus ja, dat was niks voor mij.’’

,,Ondertussen deed ik ook aan atletiek. Maar in die tijd was het zo: je liep geen wedstrijd op zondag. Ik zou mijn ouders daar zo’n verdriet mee hebben gedaan. Ik kon goed hardlopen, mijn trainer zei het ook: ik maak je kampioen van Nederland. De vierhonderd meter lag me goed. Maar als je op zaterdag de series loopt en je kunt op zondag niet de wedstrijd lopen, dat gaat natuurlijk niet. Ik zat eerst in Ossendrecht in dienst en later in Ermelo. Daar verveelde ik me stierlijk ’s avonds. Dus ik ging vaak hollen door de bossen. Nou, ik kreeg een conditie hè. Je loopt om te winnen.’’
,,Maar toen ik uit dienst kwam, stortte ik me op het kerkenwerk en atletiek werd voor mij een bijzaak. Ja, en dat gaat je vorm achteruit en dan gaat het niet meer. Toen ben ik wel trainer geworden, van de junioren. En toen bleek hoe je je in toom kon houden. Ik trainde die mooie jonge atleten. Je vond ze prachtig, maar je moest ontiegelijk oppassen dat iemand iets in de gaten kreeg natuurlijk. Hoe je geaardheid was en hoe je daarvan genoot. Het was zelfs zo dat leraren moeilijke jongens naar mij toestuurden. Wegens de persoonlijke aandacht die ik de jongens gaf. Dat kregen ze thuis en op school kennelijk niet.’’

,,Toen ik uit dienst kwam, ben ik eerst nog boekhouder geweest van een champignonkwekerij. De grootste van Nederland. Maar je komt nooit verder. Je bent jongste bediende, je zit op je kantoortje en je moet het maar zien te runnen. Ik dacht al snel: je moet hier niet altijd blijven. Ik ben daar twee jaar geweest geloof ik. Ik heb toen op mijn 23e gesolliciteerd naar het Rijnlands Lyceum. Het klikte meteen in de gesprekken. Dat was in 1956. En daar heb ik tien jaar gewerkt.’’
,,Ik had goede banden met de collega’s. Schulte Nordholt (de befaamde dichter en latere hoogleraar, WS) gaf er toen nog les. En Oussoren, een bekend kerkorganist, was rector - een kei. Ja, dat klikte enorm met die lui. Ik had in het schoolblad ook wel eens gedichten. Toen klikte het helemaal met Schulte. En de leraar Nederlands haalde me wel in de klas. Er was een dichtbundel van me verschenen en een van de leerlingen had die bundel uitgekozen voor de examenlijst en er ook eens uit voorgelezen. Toen had de leraar gezegd: nou, die dichter zit hier op de administratie. En die kwam mij halen, of ik niet even in de klas kon komen. Ja, dat was een fantastische tijd.’’

In 1983 vertelde hij op de preekstoel dat hij zelf homoseksueel. Acht jaar later verscheen de bundel ‘Ik zie je zo graag’, een loflied op jonge mannen. Maar lang zweeg hij over zijn seksuele voorkeur. ,,Het is nu voor jonge mensen onvoorstelbaar als ik vertel dat in mijn jeugd, toen ik zeventien was, je zelfs niet het woord seksueel gebruikte. Dat was absoluut taboe. In het begin was in onze kringen zelfs het dragen van een spijkerbroek al te sexy. Daar is allemaal langzamerhand veel meer openheid in gekomen. Maar dat heeft zo lang geduurd. Toen ik dus dertig werd en mijn dominee aandrong dat ik predikant zou worden, dacht ik: nou ja, je hebt het kennelijk onder de knie om er over te zwijgen, dus dat hou je wel vol. Je redt het wel.’’
Zijlstra zegt dat hij goed alleen kan zijn. Maar soms was het ook een eenzaam bestaan. ,,Ik begrijp wel dat er homo’s zijn die naar Amsterdam vluchten en die wereld induiken. Maar ik had het grote geluk dat ik liefhebberijen had. De schilderkunst, de dichtkunst, de literatuur. Daar vond ik toch een hoop ontspanning in. Op den duur ontdekte ik van bijvoorbeeld Willem de Mérode, die ik als gereformeerde dominee erg waardeerde: die is homo! En later ontdekte ik het ook van anderen, grootheden zelfs. Michelangelo bijvoorbeeld. Dat liegt er natuurlijk niet om, dat mooie Davidbeeld en de mooie sonnetten die hij heeft geschreven. En dat geldt ook voor Shakespeare, die sonnetten over jonge mannen. Dat waren de allergrootste kunstenaars en dat troostte mij wel: kijk, die mensen waren ook zo.’’

Op verzoek van uitgeverij Jongbloed in Heerenveen zet Zijlstra zich volgende maand aan het schrijven van een boekje over eenzaamheid. ,,Ik zal daar echt een persoonlijk boek van maken, jazeker.’’ Wat hij mensen wil meegeven in dat boek? ,,Blijf voor zover dat nog mogelijk is toch ontspanning zoeken. Een bezoek aan de opera als je daarvan houdt. En als dat niet meer mogelijk, mooie dvd’s bekijken, of gedichten lezen. Sluit je, voor zover mogelijk, nog aan bij verenigingen. Dwing jezelf ertoe, al kost het je inspanning.’’
,,Als ik bijvoorbeeld spreek voor Passage (de christelijk-maatschappelijke vrouwenbeweging, WS), dan hoor ik van zo’n presidente: er zijn hier weduwen voor wie dit het enige uitje in de maand is. Dat kwebbelen in de pauze neem ik ze dan ook totaal niet kwalijk. Daar komen ze voor, ze moeten met elkaar blijven praten, die eenzaamheid moet doorbroken worden.’’
,,Ik heb zelf natuurlijk ook vrienden die me niet in de steek laten. Ik merk overigens wel dat je toch neigt naar mensen die ook alleen zijn, omdat je de gehuwden niet storen wilt, om het maar zo te zeggen. Die hebben een leven met hun kinderen en kleinkinderen en je wilt natuurlijk voor geen prijs beschouwd worden als die zielige alleenstaande: daar moeten we ook nog wat aandacht aan geven.’’

,,Ik neig natuurlijk wel naar lekker alleen zijn, lezen hè. Ik realiseer me dat ik straks heel bewust dingen moet blijven opzoeken, vrienden moet vragen om samen met mij ergens naar toe te gaan. Er is niks aan om, laten we maar zeggen, alleen naar het kerstcircus te gaan. Dat doe ik trouwens niet, want ik ben allergisch voor paarden. Maar goed, ik noem maar wat. Dan moet je wel iemand uitnodigen om mee te gaan, want je moet iemand hebben tegen wie je kunt zeggen: wat leuk! En met wie je na afloop nog wat gaat drinken. Als je direct alleen naar huis stiefelt, daar is niet zo veel aan. En ik wil straks, als ik ‘s zondags vrij ben, ook lekker hier al die kerken gaan opzoeken, eens kijken hoe het daar toegaat.’’

Een van de boeken van Zijlstra, ‘Toekomst’, is een bijbels dagboek dat veel mensen ieder jaar weer opnieuw lezen. Komt er nog een vervolg? ,,Daar wordt veel op aangedrongen. Voor de EO-radio heb ik er een paar meditaties uit voorgelezen. Toen werd ook gezegd: u moet een nieuw dagboek uitgeven, dat zijn toch prachtige meditaties? Ik zei, misschien wel, maar ik heb het gevoel dat ik het niet meer kan evenaren. Ik heb in dat eerste boek al zoveel verteld, 366 meditaties. Ik ben ze ook weer vergeten. Dus als ik bij mensen kom en we zitten aan de maaltijd en ze vragen of ik uit het dagboek wil voorlezen, dan kan ik uit de grond van mijn hart zeggen: oh, wat een mooi stuk! Maar natuurlijk, als je er een keer voor gaat zitten, dan komt het wel weer.’’

zaterdag 27 december 2008

Jaap Zijlstra

Jaap Zijlstra. Foto LC/Wietze Landman

Dit wordt een veel langere bijdrage dan anders. Voor de liefhebbers. En dat zijn er nogal wat. Het onderwerp is namelijk dominee Jaap Zijlstra uit Amsterdam die niet alleen in Friesland, maar in het hele land een geliefd predikant is.
Zijlstra, inmiddels 75, preekt morgen voor het laatst. En wel in de kerk van Duurswoude (nu Wijnjewoude) waar hij ook als predikant begon. Om die reden staat er vandaag in de Leeuwarder Courant een interview:
‘Afscheid van een predikheer’.
Maar als je een paar uur bij Zijlstra op bezoek bent, hoor je veel meer dan je in zo’n krantenverhaal - hoewel in de bijlage - kwijt kunt. De dominee vertelt graag en met smaak. En dus laat ik hem hier ook aan het woord. Voor wie er niet genoeg van kan krijgen.

Het kostte Zijlstra moeite om het preken helemaal op te geven. Na de eerste tia ging het weer een tijd goed en hij dacht: ,,Niets aan de hand. Dat hebben we achter ons gelaten. Het is hersteld.’’ Maar na de tia thuis, waarbij hij een uur buiten bewustzijn was, sprak de specialist hem streng toe. ,,Iedereen heeft z'n zwakke plek. En de uwe zit daar. Ik wil wedden dat u roofbouw heeft gepleegd op uw hoofd.’’
Zijlstra kon dat niet echt ontkennen. Zo herinnert Zijlsta zich de vier jaar dat hij Kerkenpad van de NCRV erbij deed. ,,Het eerste jaar was alleen presenteren. Dat deden we ’s zomers. Lange dagen, dan kun je mooi filmen. En ik vond het interessant en mooi, maar het jaar daarop vroegen ze me ook de Kerkenpadgids te schrijven. En ja, dan moet je ruim van tevoren naar de kerken toe, de routes uitstippelen en die tekst moet tijdig klaar zijn. En ’s nachts werkt het zo lekker. Dan schiet je zo heerlijk op daar aan die tafel. Maar dan zag ik het ’s morgens licht worden en dan dacht ik: ik moet nog een paar uur naar bed!’’
De specialist had eerder al Zijlstra’s agenda gezien en hij had zijn hoofd geschud om al die jaren preken, elke zondag minimaal twee keer. ,,Hij zei: het zou u spijten als het zo’n hevige tia wordt, dat u een hersenbloeding krijgt. U bent er tot nog toe zo goed afgekomen. Dus nu leef ik inderdaad heel rustig.’’

Zijlstra herinnert zich het examen nog goed dat hij in 1967 in de classis (regionale kerkvergadering) Drachten moest afleggen, om dominee in Duurswoude te kunnen worden. ,,Een van de jongere dominees had mij in het oor gefluisterd: die predikant komt altijd met de vraag of je de ochtend- en avonddienst bijbels kunt funderen. Dan moet je zeggen: in het Oude Testament kenden de Israëlieten een ochtend- en een avondoffer.’’
En de bewuste, oudere collega uit Hemrik kwam inderdaad op de valreep met die vraag. ,,Ik was natuurlijk zo slim om niet meteen te antwoorden, want anders was het zo duidelijk doorgestoken kaart. Ik zat even diepzinnig na te denken, en zei toen: ik zou denken, in Israël kende men het ochtendoffer en het avondoffer. Nou, je had die man moeten zien. Hij keek stralend rond van: zie je wel, het is nog zo’n gekke vraag niet. Dus bij hem slaag ik cum laude.’’
,,Ze waren in de classis Drachten dolblij dat ik kwam. Want de helft van de predikantsplaatsen was maar bezet. Het ging fijn. Het klikte enorm met de mensen. Het werd me in de schoot geworpen.’’

Zijlstra zal morgen genieten in Duurswoude. ,,Het aardige is natuurlijk dat jongens die je vroeger op catechisatie had nu in de kerkenraad zitten. Ik herinner me dat ik een keer op catechisatie behandelde hoe de kerk in elkaar zit. Wat is nou een kerkenraad en wat is nou een classis of een synode? Nou, zeiden die jongens toen, dat hoeven wij toch niet te weten? Toen zei ik: jaha, jullie zitten later in de kerkenraad of als afgevaardigde in de classis. Daar moesten ze toch om lachen. En daar herinner ik ze nu aan. Nu zijn het de dragende krachten in de gemeente.’’
,,Kinderen die je toen hebt gedoopt, hebben nu zelf weer kinderen. Ze komen naar je toe en zeggen: weet u dat nog? Ja, dat is toch wel kostelijk. En dat je bepaalde trekken ook terug ziet, dat je denkt: hé, dat moet er een van die zijn. En dat waarderen ze, als je anekdotes uit die tijd aanhaalt. Ja, dat is vreselijk leuk, ook omdat het daar zo fijn is gegaan.’’

Bij het werk van een gemeentedominee hoorde ook ziekenhuisbezoek. ,,Ik wist er eigenlijk niet zo goed raad mee. Ik verontschuldigde me altijd bij de verpleegkundigen, omdat ik het zo’n inbreuk vond. En ja, ik ging niet alleen naar die ene patiënt - het waren toen nog zalen met acht of tien mensen - ik vond dat ik alle bedden even langs moest gaan. Iedereen even een hand geven en vragen: hoe gaat het met u? Dat kostte zeeën van tijd natuurlijk. En later maakte ik op de gang nog snel aantekeningetjes. Want ik dacht: als je volgende week terugkomt, moet je wel weten wat er aan de hand is.’’
Ook op de preekstoel zag Zijlstra het als taak de mensen te troosten. ,,In ieders leven is wel verdriet, maar ik mag ze toch die troost weer meegeven. Het kan heel donker worden en je kunt er volkomen doorheen zitten, maar Jezus achterna hè? Die ging ook door de diepte heen, maar naar de verhoging. En door het lijden heen naar de heerlijkheid. Dat is echt mijn geloof, mijn overtuiging, daar leef ik uit.’’
,,Het is heerlijk om dat door te mogen geven. Mijn vader is 65 geworden. Hij stierf heel plotseling, het was een vitale man, aan een hartinfarct. Ik denk soms: ik heb hem al tien jaar overleefd. Ik ben al tien jaar met pensioen, heb tien jaar lang alle zondagen mogen preken. Een oogst aan mooie herinneringen ook. Als ik nu terugkijk is het omzien in verwondering. Dat ik dát allemaal heb mogen doen. Ik ben een blij en dankbaar mens.’’

Enige jaren geleden was Zijlstra twee keer drie maanden pastor voor de Evangelische Gemeente in Benidorm. ,,Het prachtige van het pastoraat daar was om te zien dat er mensen uit allerlei groeperingen naar toekomen. Ik dacht: gereformeerde gemeente-mensen zullen wel niet komen. Maar nee, ze kwamen en ik had ’s morgens wel vijfhonderd mensen in de kerk. Toen zei de kerkenraad tegen me: over een paar weken hebben we avondaal, dan komen ze niet. Dan zijn er maar tweehonderd mensen. Ik zei: dat moeten we nog eens zien.’’
Niet alleen bestaan er in de ‘zwaardere’ gereformeerde kringen bezwaren tegen oecumenisch avondmaal vieren, in de rechterflank komt ook de zogenaamde avondmaalsmijding voor. Mensen vinden zich te zondig om aan de ‘maaltijd des Heeren’ deel te nemen.
,,Dus ik heb de zondag voor het avondmaal een heel indringende voorbereidingspreek gehouden. En echt de mensen op hun ziel gewerkt. Van: je moet goed begrijpen, niet de kerkenraad nodig u volgende week uit, en ik niet - Jézus zelf nodigt u uit! En blijft u dan weg? Dat betekent dat het hele volbrachte werk van Christus niets voor u is. Dat kunt u niet maken. Nou zo. Ik schrok van mezelf, toen ik zo uitpakte. Maar de week erop zat de hele kerk vol. Er werd geschreid, er waren mensen die voor het eerst van hun leven avondmaal vierden. Maar het gaf me ook een pastoraat daar. Dat vrouwen naar me toekwamen en zeiden: ik ben gegaan en het is voor mij zo’n bevrijding. Maar mijn man komt nog niet mee. Zou u niet eens met hem willen praten?’’

In 1971 werd Zijlstra bewust evangelisatiepredikant. Eerst werkte hij in de regio Delfzijl en later - na het predikantschap in Vorden - volgde het werk in Amsterdam. ,,Dat was een heel bewuste keuze. Ik kwam ook een beetje uit Youth for Christ. Ik heb daar het vak geleerd, die methoden enzo. Het lag mij ook wel dat evangeliseren. Ik had natuurlijk mee dat ik geen theologische taal sprak. Je hebt predikanten die daar niet los van kunnen komen, die heel argeloos het woord ‘predestinatie’ laten vallen - ik noem maar wat.’’
,,Je moet zo preken, dat een veertienjarige het kan begrijpen. Die moet misschien op zijn tenen staan, maar wel geboeid kunnen worden. Het moet een vertellend aspect hebben. Iedereen houdt van verhalen. En dat lag me. Als je voor een evangelisatieactie gevraagd wordt, bijvoorbeeld voor Licht over Leeuwarden, ontdek je op den duur bij jezelf dat wonderlijke talent dat als je je mond open doet mensen luisteren. Dat je ook niet-kerkelijke mensen kunt boeien. En dat je ook bekering meemaakt, hè. Dat mensen de bijbel gingen lezen en voor het christelijk geloof kozen.’’
,,Ik preekte in Duurswoude ‘s zondags vier keer, er waren zoveel vacatures. Achteraf vraag je je af hoe je het hebt volgehouden. Op een bepaald moment dacht ik: die mensen die in de kerk zitten hebben al zoveel preken gehoord, het wordt tijd dat ze het nou eens een keer weten. Ik moet in de frontlinie. Dat is spannend. Dat vond ik echt een roeping.’’

Door de classis Appingedam werd hij gevraagd om het evangelisatiewerk op te zetten. In Delfzijl begon hij een koffiebar als jongerenontmoetingsplaats. ,,Waar geen drugs gebruikt werden en geen alcohol, maar waar we het wel hartstikke gezellig voor ze maakten. En ik hield daar dan toespraken van tien minuten met iets uitdagends. Niemand hoefde over het geloof te praten. Maar op een bepaald moment - ze kwamen soms al jaren - was er toch iets gebeurd in hun leven, een vriend was door een motorongeluk omgekomen, dat ze kwamen praten over het geloof. En ik heb echt meegemaakt dat jongeren die eerst recalcitrant waren tot geloof zijn gekomen en tot mijn beste medewerkers gingen behoren. Dat zijn natuurlijk ervaringen die bevestigen: hier moet ik zijn.’’
,,Ik had eerst een groep om me heen verzameld, zo’n veertig jonge mensen die ik als medewerkers had. Zo’n groep is van levensbelang voor een gemeente. Dat zijn later de steunpilaren in de kerk geworden. Die moesten voor de dag komen en praten over hun geloof. Wat betekende dat voor hen? Dat kan heel intens zijn. Vooral toen het heftig toeging in de koffiebar.’’
,,Het was een enorm succes, maar er waren ook spanningen, zeker toen vechtgroepen langskwamen. Er waren zes, zeven jongeren die onze koffiebar ontdekten en de boel eens even op stelten zouden zetten en het meubilair vernielden. ‘We moeten de politie bellen’, zeiden medewerkers. Ik zei: dat doen we niet, want we zijn er voor hen. Je moet ze apart zien te spreken en proberen tot ze door te dringen. Dat is inderdaad op den duur gelukt. Er werden jongeren totaal veranderd. Wonderlijk hè?’’

(Maandag meer.)

donderdag 25 december 2008

Geboorteverhaal

'The nativity story' (2006).

Twee jaar geleden zat ik als enige bezoeker in de grote zaal van Bios, de bioscoop in Drachten. Daar ging ‘The nativity story’ in première en ik mocht daar voor de Leeuwarder Courant een recensie over schrijven. Het waren prachtige beelden, en ik ging er eens breeduit voor zitten - ik had de ruimte nietwaar?
Maar al snel draaide de film voor mij op een teleurstelling uit. De Amerikaanse regisseur Catherine Hardwicke zou een realistische film gemaakt hebben over Jezus’ geboorte. Zoals Mel Gibson met ‘The passion of the Christ’ de rauwe realiteit van Jezus’ laatste uren zou hebben getoond.

‘The nativity story’ wordt in ‘bijbelgetrouwe’ kring sindsdien veel gedraaid in kerken, vanavond ook door de EO op tv en enthousiast aangeprezen. Dat zal wel gebeuren bij gebrek aan beter. En dan heb ik het niet zo zeer over het matige acteerwerk en vlakke verhaal, maar vooral over het feit dat de film helemaal niet zo bijbelgetrouw is als de makers en men zeggen.
De film is niet meer dan een duur gemaakt kerstspel met de daarbij behorende ingrediënten. Ook in ‘The nativity story’, die niet geheel toevallig de première beleefde in het Vaticaan, zijn er de drie traditionele wijzen uit het Oosten: de zwarte Balthasar en Caspar en Melchior. Ik schreef hier enige dagen geleden al dat de drie niet uit de bijbel komen.

Maar het gaat verder. De herders in de film zijn sympathieke, vriendelijke lieden die je zo op de koffie wilt hebben. Daarnaast maakt slechts één heldere engel hun de geboorte van de Heiland bekend. Wat de herders betreft: dat waren in die dagen geen lieverdjes. Het waren ruwe lieden aan de zelfkant van de samenleving. Figuren die je liever niet in het donker tegenkwam.
Het is juist de humor van de bijbel dat uitschot als eerste van Jezus’ geboorte hoorde. Zoals er ook humor zit in het geslachtsregister van Jezus aan het begin van het evangelie van Matteüs. In het lijstje worden vooral mannen genoemd. Maar er staan een paar vrouwen tussen. En eentje daarvan is Rachab. Rachab? Is dat niet… Inderdaad, dat was de hoer in Jericho die de verspieders van de Israëlieten hielp deze voorpost van het Beloofde Land te ontvluchten.

Dat geslachtsregister wordt in de meeste kerstvieringen niet gelezen. Veel te saai. Nee, overal klinkt het overbekende hoofdstuk 2 uit het evangelie van Lucas. Maar blijkbaar is dat zo bekend dat een belangrijk onderdeel niet meer gehoord wordt.
Eerst krijgen de herders bezoek van één engel, maar al spoedig voegt zich een compleet hemels leger bij de goddelijke boodschapper. Daarvan is in ‘The nativity story’ niets terug te zien. En dat is jammer. Zou ‘Eer aan God in de hoogste hemel’ zoetsappig hebben geklonken, zoals de meeste liederen suggereren, of klonk deze proclamatie donderend uit al die kelen van stoere, hemelse soldaten?

Zoiets nabootsen in een kerstspel gaat wat moeilijk, maar met de special effects van Hollywood moet daar toch wel wat van te maken zijn.
Graag nog een geboortefilm, maar nu eindelijk eens een goeie!

'The nativity story', vanavond op Ned. 2 om 22.15 uur.

woensdag 24 december 2008

Kardinale fiets


Soms is er ook op het terrein van geestelijk leven leuk nieuws. En in die categorie valt het recentste bericht over de rooms-katholieke kardinaal Ad Simonis. Hij heeft een fiets gekregen. En wel van de Duitse bisschop Gebhard Fürst.
Wat is het geval? De oud-bisschop van Utrecht sprak Fürst in mei tijdens de Duitse Katholiekendagen in Osnabrück. Tijdens het ontbijt raakten ze in gesprek over het geloof, maar ook over de Tweede Wereldoorlog.

De oorlog heeft diepe wonden in mensenzielen achtergelaten, vertelde Simonis aan zijn collega. ,,Ik vertelde dat ik als twaalfjarige jongen de machteloze woede voelde toen de Duitsers de fiets van mijn zusje Do inpikten’’, aldus de kardinaal.
Fürst vergat het verhaal niet en onlangs werd een fiets bij Simonis afgeleverd. De kardinaal kan het symbolische gebaar wel waarderen. Maar hij heeft al een fiets. En zijn zus Do ook. De fiets zal worden cadeau gedaan aan ,,iemand die hem goed kan gebruiken’’.

Het is niet voor het eerst dat er opmerkelijk nieuws is over kardinaal Simonis en een fiets. Begin vorig jaar kwam hij ten val en brak zijn pols. Vlak daarop, op de nieuwjaarsreceptie van het Koninklijk Huis, zei hij tegen de koningin: ,,Hier staat een gevallen bisschop en een gebroken man.’’
Simonis was met de fiets gevallen door een botsing in het donker met een andere fietser die geen licht had. Het pijnlijke was dat de kardinaal op het kruispunt, waarvan hij dacht dat het verlaten was, een rood stoplicht negeerde.

dinsdag 23 december 2008

Kloon

Het is eigenlijk de gekheid gekroond: de Kerstman die in ons land oprukt. Want die bolle van de Noordpool is niets anders dan een Amerikaanse kloon van onze eigen Sinterklaas. Dat moet genoeg reden zijn om de man buiten de deur te houden.
Eigenlijk is de Kerstman nog maar piepjong. Hij kan zich absoluut niet meten met Sint Nicolaas. Overigens zijn ingrediënten als de stoomboot en Spanje ook nog relatief jong: ze werden halverwege de negentiende eeuw verzonnen door schoolmeester Jan Schenkman.

Maar vergeleken met de geschiedenis van de Kerstman zijn de verzinsels van Schenkman al oeroud. De Kerstman zoals we die nu kennen - de in het rood gestoken, schuddebuikende dikzak - is nog maar 77 jaar oud.
Voor wie het precies weten wil: de Kerstman is een kruising van de door de Nederlandse migranten in Amerika meegebrachte Sinterklaas en Vadertje Winter van de Britten. In 1822 schreef Clement C. Moore voor zijn kinderen een gedicht waarin beide figuren voorkwamen.

Bij het gedicht werd een soort Gurbe, het zwarte boertje van de voorpagina van de LC, afgedrukt. In een publicatie van het gedicht veertig jaar later was een nogal naar mannetje getekend met veel wit haar, een zak op de rug en in dierenvellen.
Pas in 1931 werd de Kerstman zoals iedereen hem nu kent, geboren. Coca Cola zocht een eigen ‘Flipje’ om de frisdrank aan te prijzen. Nu ging Illustrator Haddon Sundblom met de figuur van Moore aan de slag en kwam met de Kerstman op de proppen.

De goedlachse dikkerd in de kleuren van Coca Cola, rood en wit, is inmiddels zo populair geworden dat hij niet alleen in Nederland Sinterklaas verdringt, maar in eigen land ook het kind in de kribbe overschaduwt. Coca Cola wordt bedankt.

maandag 22 december 2008

Digitaal offeren

Contant geld wordt steeds minder gebruikt, elektronisch betalen wordt ook voor kleine bedragen volop gestimuleerd. ,,De kerk kan niet achterblijven’’, vindt Rienk van Velzen van World Vision. De hulpverleningsorganisa-tie is bij jongeren vooral bekend door Zip Your Lip, de korte vastenacties voor het goede doel.
Van Velzen heeft een aardige bijdrage in het jongste nummer van het interculturele theologische tijdschrift Tussenruimte dat gewijd is aan het thema religie en rampen. Degenen die digitaal offeren in de kerk vreemd voor komt, wijst hij fijntjes op het fenomeen collectebonnen, waarvan de kwitantie aan de belasting kan worden opgegeven.

,,Technisch moet het geen probleem zijn de ‘offerblokken’ om te smeden tot pin- of chippunten.’’ Maar dat alleen is niet genoeg, zegt Van Velzen. ,,De chipautomaat die op het scherm aangeeft dat de digitale duit in het zakje voor een dag voedsel voor een gezin zal zorgen, verhoogt de betrokkenheid, verhoogt de offervaardigheid.’’
Van Velzen roept dit niet zo maar. Hij vindt het van belang dat de kerk ook op dit punt de brug slaat naar jongeren en andere moderne mensen. Het sms’je, een link naar een YouTube-filmpje, het is allemaal heel gewoon - buiten de kerk. Ook die kan volgens hem niet meer om de huidige communicatiemiddelen heen.

,,Het gebruik van mobiele telefoons tijdens de kerkdienst zou gestimuleerd moeten worden.’’ Voor het offeren dan. Van Velzen ziet het al helemaal voor zich: jongeren die per telefoon doneren tijdens de dienst, waarop de diaken afkondigt hoeveel kinderen er dankzij de gaven levensreddende muskietennetten konden krijgen. Bijvoorbeeld.
Bij het collecteren, realiseert Van Velzen zich, gaat het om het geven met het hart. Dus trots bekend maken wat we met z’n allen voor moois hebben bereikt, is riskant. ,,Voorzichtigheid geboden dus.’’ Maar, zegt hij terecht, diezelfde voorzichtigheid geldt ook voor de gewone collecte, de bazaar, sponsorlopen en acceptgirokaarten.

zondag 21 december 2008

Jonkheer (2)

Predikant Cees van Eysinga voor het laatst op de kansel in Langweer.
Links de herenbank van de familie.

Van Eysinga en eega danken de Hervormde Gemeente Langweer.

Het ging er ontspannen aan toe in de dienst, vanmorgen in de dorpskerk van Langweer waarin predikant en jonkheer Cees van Eysinga voor het laatst preekte. Het was een persoonlijke, ontroerende preek waarin Van Eysinga de betekenis van Jezus Christus benadrukte.

Over de dienst morgen in de rubriek 'De Samenkomst' in de Leeuwarder Courant meer. Er kwam na afloop in de toespraak van de predikant van Langweer, René de Vries, nog een aardig feit boven tafel. De herenbank die het echtpaar Van Eysinga ieder zondag bezet - ,,met gevoel voor stijl komt u anderhalve minuut voor aanvang binnenschrijden'' - blijkt helemaal niet van de Van Eysinga's te zijn.

De jonkheer vertelde zelf in zijn dankwoord hoe het precies zit. De bank hoort officieel bezet te worden door de bewoners van Osinga State, het enorme huis naast de kerk. En Frans van Eysinga, die als grietman de bouw van de kerk in 1777 mogelijk maakte, was lang bewoner van de state. De herenbank voorin de kerk wordt sindsdien volgens gewoonterecht door diens nazaten gebruikt.

De gemeenteleden bleken het geen enkel probleem te vinden. Ook de kerkmensen in Langweer beminnen niet het voorgestoelte, zij zitten bij voorkeur ergens achteraan.

zaterdag 20 december 2008

Jonkheer

Cees van Eysinga thuis. Foto LC/Jan de Vries

Het zou zo uit een Britse tv-serie als ‘Midsumer murders’ kunnen komen, maar dan zonder de moorden natuurlijk. Morgen gaat in de dorpskerk van Langweer jonkheer Cees van Eysinga voor de laatste keer voor in een kerkdienst. De jonkheer is vorige maand 85 jaar geworden en hij vindt het mooi geweest.
Adel op de kansel. En niet zo maar een kansel. De kerk van Langweer, gebouwd in 1777, werd grotendeels gefinancierd door een voorvader van de jonkheer, die gecast zou kunnen zijn voor ‘Monarch of the glen’. In de kerk hangen de wapens van Frans van Eysinga, de bewuste voorvader, en diens echtgenote Clara Aebinga.

Van Eysinga is dus telg uit een eerbiedwaardig geslacht, maar zijn eega heeft een mogelijk nog indrukwekkender stamboom. Maria van Eysinga haar meisjesnaam is barones van Harinxma thoe Slooten. Ze wonen in Sint Nicolaasga op stand, maar beheren tot hun opluchting niet langer het indrukwekkende Eysinge State.
In de donkere oorlogsjaren besloot Cees dat hij predikant wilde worden. Een dominee van adel - Jane Austen was er dol op. Het paar - hij uit Leiden, zij uit Amsterdam - koos bescheiden hervormde gemeenten om die te dienen en wel in het geliefde voorouderlijke Friesland: Aalzum-Wetzens, Oppenhuizen-Uitwellingerga, Wolsum-Westhem.

Daarnaast bekleedde hij vele bestuursfuncties en mag hij zich ook kamerheer honorair der koningin noemen - hij was bijna een kwart eeuw kamerheer, eerst bij koningin Juliana en later ook bij Beatrix. Maar, zeggen degenen die het paar kennen, het zijn intussen zeer ‘gewone’, hartelijke mensen gebleven.
Nu preekt de adellijke predikant dus voor het laatst. Ik heb begrepen dat voor deze gelegenheid familie uit binnen- en buitenland weer naar de kerk der vaderen komt waar de familie nog altijd een eigen herenbank heeft. Geweldig dat zoiets vandaag nog bestaat. Dit is pas een waardige afsluiting van het donderdag afgeronde Jaar van het Religieus Erfgoed.

Morgen, dorpskerk van Langweer, aanvang 10 uur.

vrijdag 19 december 2008

Red Bull

Maria, de moeder van Jezus, kent haar bijbel niet. Althans, als je Red Bull mag geloven. Van de energiedrank is momenteel een spotje op de buis, waarin Jozef, Maria en het kindje Jezus bezocht worden door vier wijzen uit het Oosten. Vier, zegt de verbaasde Maria, in het Nieuwe Testament komen er toch maar drie langs?
Het is de bedoeling dat de opmerking van Maria over het Nieuwe Testament net zo grappig is als de uitspraak van de onvolprezen stripheld Astrix over de oudheid als aanduiding van zijn eigen tijd. Maar als Maria haar Nieuwe Testament kende, zou ze weten dat daarin nergens over drie wijzen wordt gesproken.

In de vroegchristelijke kerk werden de wijzen uit de bijbel drie koningen, die ook nog eens namen hadden - in de bijbel blijven ze anoniem. Caspar, Melchior en Balthasar zijn als de drie magiërs zo tot het collectieve geheugen gaan horen, dat zelfs Maria zich vergist. En zij zou het als ooggetuige toch moeten weten.
Het is net als met Eva en de appel - ook dat staat nergens in de bijbel, maar hele volkstammen geloven dat dat wel het geval is. Er wordt in Genesis alleen maar melding gemaakt van ‘een vrucht’. Het kan heel goed zijn dat Adam een peer kreeg, of een banaan. Maar nee, wordt dan geroepen, dat hoort niet. O, is dat zo?

Dit zijn wel de meest voorkomende vergissingen over wat bijbels zou zijn. Zo zijn er nog wel een paar. Het idee dat Adam en Eva alleen Kaïn en Abel als kinderen hadden of dat Jona in een walvis zat - het staat nergens in de bijbel. En ook niet, voor alle duidelijkheid, dat Jezus op 25 december werd geboren.
Het is trouwens boeiend dat Red Bull deze commercial op tv brengt. Een jaar geleden tekende een pastoor in Italië bezwaar aan tegen dit spotje in zijn land. Hij vond dat het bijbelverhaal belachelijk werd gemaakt. Red Bull bood daarop excuses aan en trok het spotje terug. De excuses gelden blijkbaar alleen voor Italië.

donderdag 18 december 2008

Reli-spam

De strijd tegen urban legends als die rond ‘Hotel California’ (zie gisteren) zou vermakelijk zijn, als die niet tegelijkertijd zo onthutsend en bedroevend was. En de strijd is hardnekkig. Het heilige vuur is er soms even uit, je hoopt dat het allemaal eindelijk voorbij is, en helaas blijkt het toch als een veenbrand op eens weer de kop op te steken.
Zo ook het verzet tegen de plannen die in de Verenigde Staten zouden bestaan om een erotische homofilm over Jezus en zijn discipelen te maken. Mijn dochter kreeg ooit een kettingmailtje doorgestuurd met daarin de oproep actie tegen de film te ondernemen. Er boven was door iemand gezet: ‘Wie niet meewerkt, is geen goed christen.’

Toen ik het mailtje zag, kwam de inhoud mij verdacht bekend voor. Opeens wist ik het weer. Toen ik nog een jong journalistje was, midden jaren tachtig, had ik een vrijwel gelijkluidende oproep in handen gekregen. Je moest de protestbrief doorgeven, maar eerst overschrijven en die dan sturen naar officier van justitie Scott in Springfield.
Gretig als ik was, zorgde ik dat ik het kantoor van Scott aan de lijn kreeg. De man bleek al jaren dood. Een staflid op het kantoor wist precies waarover ik belde. ,,Wij krijgen die brieven al jaren, met name rond kerst en Pasen komen er duizenden. Ja, er zijn wel zulke filmplannen geweest, maar die zijn al lang geleden in een vroeg stadium opgegeven.’’

En, nog eens jaren later, daar was die protestbrief weer, maar dan in elektronische uitvoering. Je moest de kettingmail terugsturen naar een mailadres in Zuid-Afrika. Ik ging weer neuzen en kreeg contact met de eigenaar van dat mailadres. Nee, hij was de actie niet begonnen. Had de mail eens gekregen en doorgestuurd.
,,Heel stom, vind ik nu’’, schreef hij. Want hij werd al jaren op dat adres met onregelmatige tussenpozen bestookt door mensen die op de een of andere manier dat mailtje weer hadden gekregen en zo het vuurtje maar gaande bleven houden. ,,Je moest eens weten hoeveel mailtjes ik van over heel de wereld binnenkrijg. Soms een paar honderd per dag.’’

Ook deze kettingbriefactie hoort volgens Snopes.com, die urban legends registreert, tot de klassiekers. In de mailversie ging het over de film ‘Corpus Christi’, waarvan al een toneelversie zou bestaan. Dat laatste klopte, maar dat van die filmplannen niet. Wie zou dan toch als eerste zulke reli-spam, want iets anders is het niet, op grond van een oude brief beginnen?

woensdag 17 december 2008

Hotel California

Het was me even ontgaan, maar iemand meldde mij naar aanleiding van mijn blog van gisteren dat van het EO-programma Korenslag al weer de tweede editie aan de gang is. Mooi, leuk programma, aardige formule. Maar hopelijk blijft het genante gedoe om een omstreden nummer dit seizoen uit.
Ik weet niet wie de EO allemaal heeft rondlopen, maar de omroep slaat regelmatig de plank mis bij de muziekkeuze in programma’s - bijvoorbeeld. Zo ging tijdens de veel te populistische Nationale Bijbeltest, ik meen vorig jaar, een vraag over de levensvisie die Jezus verkondigde. Daarbij klonk ‘Always look at the bright side of life’.

Misschien zijn ze bij de EO te wereldgelijkvormig, of juist niet wereldgelijkvormig genoeg, maar ze hadden toch moeten weten dat deze song uit de film ‘Monty Python’s Life of Brian’ komt, en juist klinkt tijdens een parodie op de kruisigingscène van Jezus. Dat dit lied een ongelukkige keus was, is zwak uitgedrukt.
Minder erg, maar ook niet slim, was de keuze vorig jaar tijdens Korenslag om het refrein van ‘Hotel California’ van the Eagles te laten zingen. De EO had moeten weten dat in de achterban nogal wat moeiten met dit lied bestaat. En ja hoor, er kwamen een stel ingezonden brieven in het EO-blad ‘Visie’, gevolgd door excuses van de EO-directie.

Wat mij nog meer stoorde dan de misser van de EO is het feit dat er nog altijd christenen zijn die werkelijk ieder broodjeaapverhaal, ook wel ‘urban legend’, geloven als de duivel er maar een rol in heeft. Ik heb daar al diverse beschamende voorbeelden van gezien, en de complottheorieën over ‘Hotel California’ zijn gewoonweg idioot.
‘Hotel California’ zou een satanische uitspanning zijn, The Eagles hadden een loflied op de satanskerk gemaakt en een van de grote knapen van die club zou ergens stiekem op de hoes staan. Zulke dingen. In ‘Visie’ werden opmerkingen gemaakt als, ik citeer uit mijn hoofd: ieder die een paar regels hoort, weet direct dat dit satanisch is. Nou ja!

Alle aantijgingen tegen the Eagles op dit punt zijn te ontzenuwen, ze zijn ook door hen vaak bestreden, maar daarvan willen de in heilige verontwaardiging ontstoken kruisvaarders niets horen. Natuurlijk, is dan de redenatie, hebben ze allerlei uitvluchten. Zie je hoe sluw de duivel en zijn trawanten te werk gaan? Laten wij bidden.

dinsdag 16 december 2008

Idols

Polonaise met gospelband Sozo
tijdens een tentdienst in Ee.

In de Ted Show, het populaire tv-programma in de jaren zeventig, was een bekend onderdeel dat kandidaten bij Ted de Braak een liedje moesten zingen met een koptelefoon op. Zij hoorden zichzelf dan, ik geloof, in een andere snelheid terug en het effect op de zangkunst leverde altijd hilarische televisie op.
Terwijl anderen heel idioot klonken, bleven sommige kandidaten teleurstellend goed op toon. ,,Kijk, die gaan elke zondag naar de kerk’’, zei mijn moeder dan. Een kerkelijke achtergrond van de deelnemers was bij de NCRV toen al niet meer vanzelfsprekend. Bij de EO nog wel, maar inmiddels daar ook al lang niet meer. Maar dit slechts terzijde.

Mijn moeder had waarschijnlijk, zoals zo vaak, gelijk. Er was een enorme zangcultuur in kerkelijk Nederland. Het is minder geworden, maar die cultuur is - zeker vergeleken met de rest van de samenleving - nog altijd volop aanwezig. Van jongs af aan psalmen en versjes leren, ‘Kinderen voor kinderen’ is er niks bij.
Daarom verraste de strekking van een persbericht dat ik vandaag onder ogen kreeg, mij niet. De website gospelgroepen.nl meldt daarin dat het steeds drukker wordt op die site. En dus ook in de concertagenda. En inderdaad, wie even bladert raakt onder de indruk. Er zijn heel veel koren, groepen, bands en solisten in christelijk Nederland.

Veelzeggend is ook dat de vier finalisten van de laatste Idols allemaal christen waren en hadden leren zingen in de kerk en in het gospelkoor. Dat had je trouwens in de tijd van de Ted Show niet kunnen denken: evangelische jongeren die enthousiast mee zouden doen aan een programma dat vertaald ‘Afgoden’ heet.
Zangcultuur of niet, het heeft mij niet geholpen. Ik zong altijd braaf en vol overgave mee tot ik op de lagere school een keer te vaak nors te horen kreeg dat ik bromde. Vanaf dat moment playbackte ik de psalmen. Dat kon ik niet toegeven, want niet meezingen was nog erger. Dus als er toch weer iemand bromde, wie kreeg dan van meester Algra de schuld? Inderdaad.

Lekenpreek


Ik moet nog iets bekendmaken, voor degenen die helaas geen abonnement op de LC hebben. En iets rechtzetten voor hen die wel 'mijn' krant lezen.
De zondag in Leeuwarden gehouden lekenpreekwedstrijd over de barmhartige Samaritaan, waarover ik zaterdag schreef, had twee jury’s: de deskundige jury uit lutherse geledingen en de kerkgangers, in wereldse termen de publieksjury. Hun beoordeling resulteerde in de Lutherprijs van €200.

Ruud Braun, lutheraan uit Drachten, was volgens de deskundige jury van de vier finalisten de winnaar. En wel door het onderdeel creativiteit. Zijn preek was een monoloog van de Samaritaan. Hij kweekte zo heel aannemelijk begrip voor de bevolkingsgroep waartoe de man behoorde.
Het kerkvolk koos echter Gerk Zandberg, lid van de Protestantse Gemeente te Leeuwarden. Hij hield een stevige verkondiging over hen die in navolging van Jezus het goede doen.
Wat het aangekondigde ‘trendy jasje’ van de preken betrof, dat bleek gelukkig alleszins mee te vallen. Wat niet meeviel, was het geklungel in mijn krantenverslag, gisteren. Ik had met een grieperig hoofd de twee lutherse finalisten allebei als doopsgezind neergezet. Braun en Ali Postma zijn dus luthers. Excuses!

De Leeuwarder lekenpreekwedstrijd is een feit, leuk. Graag een regelmatig vervolg. Maar dan wens ik de organisatoren meer belangstelling toe (alleen de eerste rijen waren bezet) en een lagere gemiddelde leeftijd van de deelnemers. Zoals ik iemand zondag onparlementair hoorde zeggen: de finalisten waren allemaal ‘oudjes’. Niks mis mee, maar ook een paar bijdehante studenten achter het preekgestoelte was leuk geweest.

maandag 15 december 2008

Spannend

Publicatiebord bij de Koepelkerk.

Het was spannend, gistermorgen in de zeven wijkkerken van de Protestantse Gemeente te Leeuwarden. Aan het einde van de dienst zou er een kanselboodschap komen van de algemene kerkenraad. Daarin werd bekendgemaakt welke drie of vier kerken er volgens de overkoepelende raad gesloten moeten worden.
De uitslag: de Open Hof, de Adelaarkerk en de Koepelkerk staan op de nominatie om gesloten te worden. In de eerste twee kerken hadden ze dit nieuws wel zo’n beetje zien aankomen. Het zijn de minst aantrekkelijke kerken van het stel. Maar in de Koepelkerk, een monument, werd met ontzetting en verbazing gereageerd.

Zelf zat ik gistermorgen in de Grote Kerk. Het leek mij niet ondenkbaar dat besloten zou worden om die voor een symbolisch bedrag over te dragen aan een stichting. Dat is immers al jaren terug ook gebeurd met de Bonifatius in Leeuwarden, de fraaie neogotische ‘kathedraal’ die door de rooms-katholieken nog altijd voor de eredienst wordt gebruikt.
Er moet me iets van het hart. Ik weet dat sommigen vinden dat ik te negatief doe, twee weken geleden op deze plaats, over het proces dat zich binnen de Leeuwarder Protestantse Gemeente voltrekt. Ik wil niet negatief zijn, maar tijdens die overigens goede kerkdienst in de Grote Kerk voelde ik een steeds groter wordende verontwaardiging.

Ik zat ruim op tijd in de kerk. Ik had namelijk gehoord dat de wijkkerkenraad zo’n drukte verwachtte, dat besloten was het avondmaal lopend te vieren (iedereen gaat dus voor brood en wijn naar voren). Nu weet ik niet wat de wijkkerkenraad al druk vindt, maar de kerk raakte uiteindelijk op z’n best - laat ik royaal doen - half vol.
En dat is wat me dwars zit. De wijk heeft meer dan genoeg leden om de Grote Kerk flink af te laden. Blijkbaar is echter én het avondmaal én zo’n aankondiging voor veel leden nog niet reden genoeg om ter kerke te gaan. Misschien moet niet de Koepelkerk, maar dit monumentale godshuis worden afgestoten. Niet aan een eigen stichting, maar echt van de hand worden gedaan.

Zie ook 'Hotelkerk' van maandag 1 december.

zaterdag 13 december 2008

Samaritaan

De lekenpreekwed-strijd van de lutheranen in Leeuwarden, een initiatief dat ik enige tijd gelegen al roemde, heeft gelukkig zoveel inzendingen gekregen dat er een finale gehouden kan worden. En wel morgenmiddag in de lutherse kerk.
Naar de kerk gaan en ter plekke een oordeel geven over de preek waar ook nog naar wordt geluisterd, dat alleen al is iets bijzonders. De kerkgangers maken namelijk uit wie er met de Lutherprijs, waaraan een geldbedrag van €200 is verbonden, naar huis gaat.

Zoals de bedoeling was, zijn er vier kandidaten. Ruud Braun uit Drachten, Aggie van der Meer uit Bolsward, Ali Postma uit Leeuwarden en Gerk Zandberg uit Leeuwarden. Tussen de vier preken door is er orgelmuziek, koffie en thee.
Dat is allemaal een stuk genoeglijker dan tijdens de finale van de Preek van het Jaar van Trouw, de NCRV en de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Op zeer krap opgestelde stoelen moesten de belangstellenden uren lang braaf zitten, want het ging om een tv-opname.

Voor de Leeuwarder lekenpreekwedstrijd moest een preek worden gemaakt over de gelijkenis van Jezus over de barmhartige Samaritaan (op de illustratie in de voorstelling van Vincent van Gogh). U weet wel, hij hielp de in elkaar geslagen en beroofde reiziger wel, terwijl de priester en de leviet - de geestelijke leiders van die dagen -hun handen niet vuil en onrein wilden maken.
Ik ben benieuwd wat de vier finalisten er van gemaakt hebben. Alles lijkt zo’n beetje wel verteld over dit verhaal, dat tot de bekendste van Jezus’ gelijkenissen behoort. Het moest een 'up to date-versie' zijn. En boven de aankondiging staat: 'De traditionele barmhartige Samaritaan in een trendy jasje.' Daar word ik altijd wat argwanend van, van die trendy jasjes. Zal er een asielzoeker als 'Samaritaan' voorbij komen in de preken? Of een moslim? En een dominee en een priester als de slechterikken? Of misschien wel een redacteur geestelijk leven?

Lutherse kerk, Nieuwe Oosterstraat 30, Leeuwarden, zondag van 14 - 15.30 uur.

vrijdag 12 december 2008

Kerkruïnes

De Broerekerk in Bolsward.

Het is een volstrekt logische voorspelling dat in de nabije toekomst veel van de godshuizen, inclusief de monumentale gebouwen, tegen de grond gaan. Zelfs het verantwoord instandhouden van kerkruïnes als de indrukwekkende Broerekerk in Bolsward kost geld en zal slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk zijn.
De deskundige Sytse ten Hoeve stak zijn nek uit, toen hij enige tijd terug in de krant zei dat er prioriteiten gesteld moeten worden en dat, louter op cultuurhistorische gronden, tientallen dorpskerken in Friesland kunnen verdwijnen. Er werd direct over hem heen gevallen. Maar, veel kerken kúnnen niet alleen verdwijnen, ze zúllen ook verdwijnen.

Het is het Jaar van het Religieus Erfgoed en dat heeft als bedoeling het dreigend verval van kerkgebouwen onder de aandacht te brengen. In het kader van dat jaar heeft ook de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een theologische visie op kerkgebouwen vastgelegd. Kerken zijn meer dan preekschuren, ze zijn sacrale plaatsen.
De nota met die visie werd enige weken geleden op de landelijke synode aanvaard. Prachtig natuurlijk, maar het is een achterhoedegevecht. Dat zal binnen de kerken ook wel worden gezien, maar je kunt het om psychologische redenen niet hardop zeggen. Dit is immers nog maar het begin van het rouwproces.

Ook als broodetende profeet kun je zonder risico de voorspelling aan dat in 2030 al veel kerken zijn gesloopt. Een kerk als de PKN, met nu iets van 2300 kerken, zal dan nog maar een fractie van het zielental van dit moment hebben. Daar valt weinig geld meer te halen. En ook niet bij de ‘rest’ van de dan sterk vergrijsde samenleving.
Eind dit jaar moet minister Ronald Plasterk van cultuur een strategisch plan over de kerkgebouwenproblematiek aangeboden worden. Volgend jaar verschijnt in Friesland een inventarisatie van de stichting Alde Fryske Tsjerken, gemaakt op verzoek van de provincie. Prachtig, maar zoals het geschreven staat: dit is slechts het begin der weeën.

donderdag 11 december 2008

Bijbelsmokkel


Het hoort tot de boeiendste fenomenen van de Koude Oorlog: de bijbelsmokkel langs het IJzeren Gordijn. Het tv-programma Andere Tijden besteedt er vanavond uitgebreid aandacht aan. En terecht.
Veel Nederlanders, zo vertellen de makers van het programma al vast op de website, smokkelden tientallen jaren het Woord van God in bijvoorbeeld de dubbele bodem van de kampeerwagen. Met blije kinderen als dekmantel.

Eén element uit de vooraankondiging wekt vooral de nieuwsgierigheid. Er zal een Stasi-chef aan het woord komen, die meent dat de meeste uit Nederland afkomstige bijbels in de kelders van zijn dienst zijn verdwenen.
Dat mag hij dan wel geloven, maar dat kan niet waar zijn. Er zijn volgens de betrokken vele tienduizenden bijbels achter het Gordijn gebracht, een veelvoud van de goddelijke smokkelwaar die wel werd ontdekt.

Dit smokkelen kreeg wereldfaam door de biografie van Anne van der Bijl, schuilnaam ‘brother Andrew’, in de jaren zestig. De handige Amerikaanse uitgever zette ‘God’s smuggler’ voorop het boek. En zo werd een - nog levende - legende geboren.
Van der Bijl zei simpelweg dat hij God meer gehoorzamen moest dan mensen. Hij kon zijn medegelovigen in het Oostblok niet in de steek laten, vond hij. Van der Bijl was zwaar onder de indruk van de moed en het vertrouwen van de gelovigen in het Oostblok.

Al jaren heb ik een piepklein Johannesevangelie in de kast, gekregen van een baptistenvoorganger uit een Oostblokland. De pagina’s zijn van een soort kunststof, zodat het boekje in een werkkamp in de koffie of soep verborgen kon worden.
De man had allerlei verschrikkingen achter de rug, maar hij was stiekem in Nederland om mensen híer te bemoedigen. Want zei hij, wij worden gedwongen voor ons geloof te staan. De mensen hier staan aan de verleiding van de lauwheid bloot.

Andere Tijden, vanavond op Ned. 2 om 21.25 uur.

woensdag 10 december 2008

Lifestyle

Evangelische winkels leiden vaak een armetierig bestaan. Ook met de inzet van louter vrijwilligers kunnen ze het hoofd nauwelijks boven water houden. Wat vreemd is, gezien de honderdduizenden evangelischen en orthodoxe christenen in het land.
Nu wordt de drempel van die winkels soms ook wat verhoogd door juist die vrijwilligers. Je bent de winkel nog niet binnen, of ze bespringen je met ongetwijfelde de mooiste bedoelingen. Of ze misschien kunnen helpen.

Het grapje ‘Er is er toch slechts Eén die dat echt kan?’ als reactie, leidt direct tot een intensief gesprek. En je was juist zo stellig van plan om alleen maar even rond te neuzen. De volgende keer, neem je je voor, doe je dat gewoon op internet.
En dat laatste kan ook op Nederlandstalige websites steeds uitgebreider. Deze week presenteert zich een nieuwe christelijke webwinkel met een persbericht onder de pakkende titel: ‘Compleet warenhuis voor christelijke lifestyle’.

Het gaat om www.yssa.nl. Dat blijkt te staan voor Your Salvation iS Assured. Natuurlijk, dat ik daar niet zelf ben opgekomen. Het gaat niet alleen om christelijke artikelen. Initiatiefnemer David van der Oest heeft een breder, maar ,,nadrukkelijk verantwoord aanbod’’.
Ik heb even geneusd en ik wist niet dat er zoveel christelijke artikelen zijn. Werkelijk alles wat ‘de wereld’ verkoopt is er ook in evangelische uitvoering. Dus met kruisje, Ichtusvisje, ‘Jesus’ of een stichtelijke tekst erop.

Zo beslaat alleen al de categorie ‘Kantoor’ 99 pagina’s artikelen. En dan is er ook van alles voor pc en mobiel, wonen en auto, aan kleding, boeken, kaarten, voor kids, kerk en school en aan muziek en film.
Niet alles is even geestelijk. Zo is er een cd-case van camouflagestof met daarop de kreet ‘Army of God’. Hoezo cool? Is dat niet de benaming van ‘christelijke terroristen’ in de Verenigde Staten, die bijvoorbeeld eens een abortusarts ontvoerden?

dinsdag 9 december 2008

Racende nonnen


Sinterklaas vindt blijkbaar dat aandacht voor geestelijk leven op z’n tijd enige relativering behoeft. Van hem ontving ik een alternatieve aanvulling op onze collectie heiligenbeelden: twee kleine ‘racing nuns’.
Waar ze voor op de loop zijn, is niet duidelijk, maar ze zien er nogal verschrikt uit. Je kunt er wedstrijdjes mee houden. De goedheiligman was er zelf nogal mee in zijn sas en hij had zich er, begreep ik, nogal wat moeite voor moeten getroosten.

De man heeft natuurlijk gelijk. Enige relativering kan nooit enig kwaad. Niet van het heilige, maar wel van het eigen heilig ideaal. Dat die vaak geen scherts verdraagt, is niet alleen voorbehouden aan mensen met een religieuze overtuiging.
Misschien houdt het mij bij de les, om die blik van stomme verbazing op de gezichtjes van die twee nonnetjes te zien, wanneer ik achter mijn beeldscherm weer iets schrijf wat volgens mij toch de enig juiste zienswijze of uitleg kan zijn.

Op het kerkelijk erf heerst vaak een dodelijke ernst en daar krijg je vanzelf iets van mee. Een orthodox-gereformeerde dominee vertelde eens dat aan het begin van een moeilijke kerkenraadsvergadering, als gebruikelijk eerst de notulen goedgekeurd moesten worden.
De drukke scriba (secretaris) had zijn aantekeningen gedicteerd aan zijn secretaresse en die had ze op de automatische piloot uitgetikt. De scriba had geen tijd gehad het resultaat te lezen en zo kwamen de notulen op de kerkenraadstafel.

De secretaresse had haar baas een paar keer ‘de sectie ouderlingen’ en ‘de sectie diakenen’ horen zeggen. Ze had dat woord ‘sectie’ consequent van een alternatieve, meer wereldse spelling voorzien die wel hetzelfde klinkt, maar toch iets anders betekent.
Dit leverde de nodige hilariteit en ontspanning op. En de vergadering werd niet zo erg als men gevreesd had, vertelde de dominee. En: ,,Toen ik de volgende zondag achter de broeders de kerk in liep, dacht ik: ja, ze hebben inderdaad wel wat.’’

maandag 8 december 2008

Ronde bal

Het zingt al jaren rond in met name de Protestantse Kerk in Nederland (PKN): het woord ‘missionair’. De plaatselijke kerken zijn geroepen missionair te zijn, heet het dan. Missionair wil zo veel zeggen als: aandacht hebben en er willen zijn voor de ander.
Woensdag is er in het landelijk dienstencentrum in Utrecht een symposium over dit onderwerp. Dan zullen ook tien gemeenten worden onderscheiden die positief opvielen met verrassende missionaire projecten.

Een mooi initiatief. Maar toch heeft het iets vreemds. De term ‘missionaire gemeente’ zou een schoolvoorbeeld moeten zijn van een pleonasme. U weet wel, met een pleonasme zeg je iets overbodigs: een ronde bal, nat water, een houten boomstam of een stugge Fries.
Een gemeente is uit de aard van de zaak betrokken op de omgeving. Een kerk leeft naar de twee grote geboden: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Je zou ook kunnen zeggen: een kerk is óf missionair óf verdient de naam kerk niet.

Voor een verhaal dat later deze week in de krant staat, sprak ik met predikant Jaap Kraan van de Protestantse Gemeente in Burgum. Hij heeft ook uitgesproken opvattingen over dit onderwerp. De term ‘missionaire gemeente’ is, zegt hij, in feite flauwekul.
De kerk is in zijn ogen vanzelfsprekend een herberg, een pleisterplaats, een plek waar mensen kunnen schuilen en zich welkom weten. Hij weet ook dat dit in de praktijk kan tegenvallen. Dat vreemdelingen een kerk kunnen bezoeken, zonder te worden aangesproken.

Kraan vertelde met smaak hoe hij en zijn vrouw eens tijdens een uitstapje elders in het land op zaterdag bij de kerk gingen kijken hoe laat de volgende dag de dienst begon. Dat konden ze echter nergens gewaarworden.
De koster kwam, zoals W.G. van der Hulst onnavolgbaar heeft beschreven, nors vragen wat ze daar deden. Het echtpaar vertelde het. De man trok een frons, alsof ze iets oneerbaars voorstelden en zei op afwijzende toon: ,,Het is morgen avondmaal.’’

zaterdag 6 december 2008

Lamaleed


Het is als vloeken in de kerk: zeggen dat de Dalai Lama intolerant is en zelfs een soort boeddhistische inquisitie leidt. De winnaar van de Nobelprijs voor de vrede heeft deze week in het Europees Parlement in Brussel immers nog gepleit voor harmonie en vrede.
Die boodschap is eigenlijk geen nieuws, je verwacht niets anders van de man. Zoals het ook geen nieuws is als bijvoorbeeld wereldleiders Obama feliciteren. Het zou pas interessant zijn als een president of premier zei dat het de slechtst mogelijke keus was.

Het is wel nieuws als de Dalai Lama achter een heksenjacht tegen andere boeddhisten zou zitten. En dat nieuws is er. Het haalt zo nu en dan de kranten, maar het doet niets. Geen ingezonden brieven, geen boze telefoontjes. Niets. Alsof het niet lijkt door te dringen.
Diverse malen heb ik een collega van de Dalai Lama geïnterviewd. Lama Kundeling Rinpoche is regelmatig in de buurt. Ook hij leeft in ballingschap én in angst… voor de Dalai Lama. Hij is er van overtuigd dat hij op een dodenlijst van diens volgelingen staat.

Er is in boeddhistische kring sprake van een hoog opgelopen controverse over de godheid Dorje Shudgen. Waren zijn voorgangers ook vereerders, de huidige Dalai Lama zou op voorspraak van zijn orakel de verering in de ban hebben gedaan.
Dat deed hij in 1996. Sindsdien is er sprake van een heksenjacht op degenen die nog wel Dorje Shudgen navolgen, zegt Kundeling. Dat zijn dissidenten en in pamfletten wordt opgeroepen hen het zwijgen op te leggen. Met de zegen van de Dalai Lama.

,,Op de paus is wel eens kritiek, maar een kwaad woord over de Dalai Lama hoor je nooit’’, aldus Kundeling. Als goed boeddhist is hij niet gefrustreerd, maar vol begrip. De wereld heeft behoefte aan grote leiders. De paar die er zijn, wil niemand van het voetstuk zien vallen.

vrijdag 5 december 2008

Genadeklap

Over heiligen, al dan niet goedgekeurd door het Vaticaan, werd of wordt door de directe omgeving vaak genuanceerd gedacht. De man of vrouw die door goede daden, toespraken of boeken velen inspireert, is niet zelden voor de naasten moeilijk om mee te leven.
Door de hoge eisen die de heilige ook aan anderen stelt, door de neurotische trekken, door de narcistische decompensatie en wat al niet meer. Afstand verdiept de liefde, schreef de onvolprezen christelijke denker en auteur C.S. Lewis eens. Dat geldt voor een geliefde die ver weg zit, maar ook voor inspirerende figuren.

Nu het heerlijk avondje is gekomen, ga ik niet de goedheiligman van zijn voetstuk halen. Ik wil slechts duidelijk maken dat ook de bisschop van Myra volgens de legende niets menselijks vreemd was. Sterker nog: de ‘misstap’ die ik even wil aanstippen, maakt hem in mijn ogen alleen maar aantrekkelijker.
Er zullen in Nicolaas' eigen tijd mensen geweest zijn die zo het hunne dachten over de man, wiens sterfdag wij nog altijd zo massaal herdenken. In ieder geval Arius, de ketterse priester uit Alexandrië die een hoofdrol speelde op het roemruchte door keizer Constatijn bijeengeroepen Concilie van Nicea in 325.
Arius had de euvele moed te twijfelen aan de goddelijke natuur van Jezus. Voor de paar honderd vergaderde bisschoppen mocht Arius zijn opvattingen uiteenzetten. Iedereen luisterde aandachtig, maar Nicolaas kon de ketterijen niet langer aanhoren, stormde naar voren en gaf Arius een dreun, zeg maar een bisschoppelijke genadeklap.

Nicolaas werd zwaar gestraft: hij moest de tekenen van zijn bisschoppelijke waardigheid afleggen, de vernedering ondergaan dat zijn baard werd afgeknipt en hij werd enige dagen in de cel gezet, aan handen en voeten geketend. Er zullen weinig collega’s vermoed hebben dat er eens sprake zou zijn van de heilige Sint Nicolaas.
Voor wie meer wil leren over de heilige: er is een plek in Friesland waar men echt alles van hem weet. En dat is in het voor deze landstreken unieke Russisch-orthodox klooster in de oude gereformeerde kerk van Hemelum, dat gewijd is aan de heilige.
Wie echt sinterklaasfeest wil vieren, kan daar terecht. Bijvoorbeeld op 19 december. Volgens de religieuze kalender van de orthodoxe kerk is dat de 6e december, die is ingesteld ter nagedachtenis van de heilige Nicolaas.

donderdag 4 december 2008

Koninkrijkszalencomplex

De afronding van de nieuwbouw van de
Jehovah's Getuigen is nog in volle gang.

De Leeuwarder Jehovah’s Getuigen vieren de komende dagen, zoals gebruikelijk, geen Sinterklaas. Zoals ze ook geen verjaardagen vieren. Ze hebben zaterdag wel een veel groter feest: de inwijding van een nieuwe Koninkrijkszaal. Sterker nog, er is zelfs sprake van een Koninkrijkszalencomplex - mooi woord voor het spelletje ‘Galgje’ trouwens.

Kerkbouw is de laatste jaren iets uitzonderlijks, maar Leeuwarden valt nog steeds goed in de prijzen. Enige jaren terug bouwden de vrijgemaakt-gereformeerden aan het Vrijheidsplein een nieuwe kerk (met als opvallend element een lichtkrant op de gevel), de Jehovah’s Getuigen zijn zaterdag aan de beurt en in de tussentijd bouwt het korps van het Leger des Heils een nieuw godshuis in de wijk Bilgaard.
Juist nu de Protestantse Gemeente te Leeuwarden in gespannen afwachting is welke drie of vier van de zeven wijkkerken gesloten moeten worden, vraag je je onwillekeurig af of het niet anders had gekund. Enige jaren geleden werd de Goede Herderkerk al gesloopt en wellicht zwaait binnen afzienbare tijd een slopersbal bij andere Leeuwarder kerken. Was er echt geen herschikking van bedehuizen mogelijk geweest? Het lijkt een gemiste kans.

Maar goed, een Koninkrijkszalencomplex dus. Wie voor de nieuwbouw van de Jehovah’s Getuigen staat, ziet een gespiegeld gebouw: een centrale hal met aan beide kanten een grote zaal en een woning, waar binnenkort twee echtparen zullen trekken, zogenaamde ringopzieners. De Jehovah’s Getuigen hebben drie gemeenten in Leeuwarden. Vanaf dit weekeinde kunnen er twee gelijktijdig bijeenkomen op zondagmorgen en de derde op zondagmiddag.
Jehovah’s Getuigen staan bekend om hun ijver. Die komt niet alleen tot uiting in het ‘veldwerk’ langs de deuren, maar ook bij de bouw van een Koninkrijkszaal. Er is alleen een bedrijf ingeschakeld voor het heiwerk. Verder is alles sinds dit voorjaar door vrijwilligers gedaan. De Getuigen kunnen een beroep doen op vakmensen, verenigd in bouwcomités van het genootschap, en daarnaast hielpen veel gelovigen continu hard mee.

In het verleden stampten Jehovah’s Getuigen zelfs met massaal vrijwilligerswerk in twee dagen eenvoudige Koninkrijkszalen uit de grond. Er werd op vrijdag begonnen en ’s zondags kon er al gekerkt worden. Hier kunnen andere kerkgenootschappen een puntje aan zuigen.
Het is bepaald geen revolutiebouw geworden, dat complex op de hoek van de Esdoornstraat en de Kanaalweg. Vloerverwarming, videoverbindingen, centraal stofzuigssyteem - noem het maar op. Wie een kijkje wil nemen heeft zaterdag de kans: van 10 tot 15 uur houden de Leeuwarder Jehovah’s Getuigen open huis.

Zie voor Jehovah's Getuigen ook 'Ajaks' van 20 november.

woensdag 3 december 2008

Geluidsoverlast



Een ambtenaar in Weert heeft zich vergaloppeerd. De man of vrouw weigerde de evangelische gemeente De Bron een vergunning voor het gebruik van een geluidsinstallatie tijdens een zomerse tentcampagne.
De gemeente, zo meldt het ANP, heeft toegegeven dat de ambtenaar ,,op persoonlijke, dus subjectieve gronden’’ tot het geluidsverbod had besloten. Omwonenden zouden hebben geklaagd, maar dat bleek uit de ambtenarenduim te zijn gezogen.

De Bron had een bezwaarschrift ingediend en heeft dus gelijk gekregen. Evangelist Rémy de Wild kent blijkbaar zijn bijbel. Niet alleen is er Jezus’ uitspraak dat je ook de andere wang moet toekeren, er zijn ook voorbeelden dat je niet over je hoeft te laten lopen.
Zo is er de geschiedenis van de apostel Paulus en zijn medewerker Silas, die in de stad Filippi zonder proces werden gegeseld en in de cel geworpen. Omdat ze Romeinse staatsburgers waren, had dat nooit mogen gebeuren.

Toen de stadsbestuurders hoorden dat het staatsburgers waren, zaten ze met de zaak in de maag. Ze lieten de twee zendelingen weten dat ze mochten vertrekken. Het liefst heimelijk. Zo doen we dat dus niet, zei Paulus. En hij eiste dat de bestuurders hen netjes zouden uitzwaaien.
Dit bijbelverhaal is overigens veel uitgebreider en fraaier. Voor wie het eens wil nalezen: het staat in Handelingen 16:11 e.v. (voor de zekerheid: dat betekent het gedeelte vanaf vers 11 van het zestiende hoofdstuk van dit bijbelboek).

Wie wil horen en zien wat de ambtenaar in Weert niet versterkt wilde hebben, kan goed terecht op deze website van Rémy en Naomi de Wild Missions. Daarop staat een reeks video’s van De Wild. En dan is er ook nog de site van De Bron.

dinsdag 2 december 2008

Bethlehem

De plek in de Geboortekerk in Bethlehem
waar Jezus ter wereld zou zijn gekomen.

Het wordt met kerst voor het eerst in jaren weer druk in Bethlehem. Tienduizenden reli-toeristen zullen naar de geboorteplaats van Jezus afreizen nu het veiliger en makkelijker is geworden om naar de Westelijke Jordaanoever te gaan.
Toen ik dat nieuws las, schoot me te binnen dat enige dagen terug iemand mij enthousiast had verteld dat zijn vrouw en hij met een groep van de kerkelijke gemeente volgend jaar zullen afreizen naar het Heilige Land.

Ik was met het enthousiaste verhaal wat verlegen. Wat ze gingen doen, vroeg ik. En ja hoor, ze gingen alle ‘heilige’ plaatsen bezoeken die er zo’n beetje zijn. Alle plaatsen dus waar Jezus volgens de overlevering geweest rondgewandeld en -gevaren zou hebben.
Waarom ik daar verlegen mee ben? In de loop der jaren heb ik verschillende keren Messiasbelijdende joden uit Israël ontmoet. Dat zijn joden die geloven in Jezus. En dat komt ze simpelweg op discriminatie door veel landgenoten te staan.

Natuurlijk, christenen van over heel de wereld zijn welkom in Israël voor een bezoek aan de heiligdommen - en direct ook de hotels en horeca. Maar joden die Jezus omarmen, dat zijn verraders. Slechts een paar duizend van hen houden het stug vol en uit in Israël.
Zo nu en dan spreken Messiasbelijdende joden uit Israël in Nederland. En ze vertellen dan dat ze verbaasd en teleurgesteld zijn, dat hun geloofsgenoten van over heel de wereld wel naar het Heilige Land gaan voor de dode, maar niet voor de levende stenen.

‘Levende stenen’ is een bijbelse uitdrukking voor christenen die samen een geestelijk huis moeten bouwen. Dus: christenen bezoeken wel de oude pelgrimsplaatsen, maar ze vergeten vrijwel altijd hun verdrukte geloofsgenoten. En dat is op z’n zachtst gezegd pijnlijk.

maandag 1 december 2008

Hotelkerk

Het vlaggenschip van protestants
Leeuwarden: de Grote Kerk.

Hervormden hadden er een hekel aan: de typering van de Nederlandse Hervormde Kerk als hotelkerk. De term betekende zoveel als: ieder kan in die kerk belijden wat hij wil, het heet wel een kerk, maar de verschillende groepen kerkgangers komen elkaar hooguit op de gang of in de ontbijtzaal tegen.
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN), waarin hervormden, gereformeerden en lutheranen opgingen, zegt mooie dingen over het samen kerk zijn. Wel veelkleurig, maar toch samen één voor Gods aangezicht. Zoiets. Maar een paar jaar na de fusie wordt glashelder dat de PKN precies zo’n verdeeld huis is als de hervormde kerk was.

Vandaag hebben we in de LC op de pagina Geestelijk Leven een exemplarisch verhaal over de Protestantse Gemeente te Leeuwarden. Binnenkort wordt bekend welke drie of vier van de zeven wijkkerken er moeten sluiten. In het afgelopen jaar zijn de wijkgemeenten aangemoedigd om samenwerkingsverbanden aan te gaan.
Waar heeft dat toe geleid? De Protestantse Gemeente, één in naam, is in twee blokken uiteen gevallen. Een, zeg maar, liberaal en een rechtzinnig blok. In Leeuwarden West is de reeds jaren bestaande samenwerking opgezegd, ten behoeve van de blokvorming met gelijkgezinden.
In het kerkblad Geandewei wordt door de diverse wijkkerkenraden natuurlijk enthousiast gedaan over de ,,herkenning en verwantschap’’ die men vond. Prachtig, maar blijkbaar alleen met een deel van de gemeente.

Het klinkt mooi om vol te houden dat je principieel één gemeente wilt zijn, maar wat zegt dat nu wanneer je de preken van de anderen niet kunt aanhoren, de predikanten van de anderen niet op de kansel wilt hebben en bij de koffie meewarig spreekt over wat er in de andere wijkkerk allemaal wel en niet gebeurt?
Het blijkt dat leden in het rechtzinnige kamp bijvoorbeeld meer hebben met orthodox-gereformeerden als de vrijgemaakten en christelijk-gereformeerden, dan met mensen in die gekoesterde ene gemeente. En anderen verruilen de Koepel- en de Pelikaankerk voor een andere wijk, omdat ze vinden dat de dominees daar te recht in de leer zijn.

Als dit geen hotelkerk mag heten, dan toch tenminste een appartementenkerk. Waarbij hooguit een praatje met de andere bewoners wordt gemaakt over de afscheiding van het balkon, of bij de deur, wanneer je komt vragen of het vieren van de herkenning en verwantschap wat zachter kan.

zaterdag 29 november 2008

Martelaren


Zat je op een protestantse school dan hoorde je er niets over - wel over de glorieuze inname door de watergeuzen van Den Briel op 1 april 1572. Maar op een katholieke school werd het je in felle kleuren geschilderd: de geschiedenis van de Martelaren van Gorcum.
Vorig jaar nog verscheen voor katholieke kinderen een stripboek over deze zwarte bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis, ‘De tijdelijke dood’, uitgegeven door het bisdom Rotterdam. En morgenavond staan ze centraal in het tv-programma ‘Nederland in 12 moorden’.

Voor degenen die niet op een katholieke school zaten: drie maanden na de inname van Den Briel werden door diezelfde geuzen zeventien geestelijken en twee lekenbroeders vernederd, gefolterd en uiteindelijk opgehangen of verbrand - de meesten stierven in Gorcum.
De negentien bleven befaamd, omdat hun verhaal snel werd vastgelegd en bezongen door Rutger en Willem van Est, neven van martelaar Claes Pieck. Willem maakte een strijdlied van maar liefst 33 coupletten op, nota bene, de wijs van het Wilhelmus.

De martelaren groeiden uit tot wonderdoende helden. In 1675 werden ze zalig- en in 1867 heiligverklaard. De Nederlandse bisschoppen waren daar niet echt blij mee. Er leefden in die tijd nogal wat antipaapse gevoelens en zij vreesden voor olie op het vuur.
Dat viel alleszins mee. Er ontstond een Nationale Bedevaart naar het Heiligdom van de Martelaren van Gorcum in Brielle, die nog altijd in ere wordt gehouden. Sterker nog, de laatste jaren is er zelfs sprake van een toename van het aantal deelnemers.

‘Nederland in 12 moorden’, zondag, Ned.2, 19.15-19.40 uur

vrijdag 28 november 2008

Pater Titus

Een paar dagen geleden noemde ik hem hier al: Pater Titus, oftewel Titus Brandsma, de karmeliet uit Oegeklooster bij Bolsward, die in 1942 in concentratiekamp Dachau als martelaar stierf en in 1985 zalig werd verklaard.
Al jaren is de grote vraag of de kleine pater, die tot de katholieke voormannen hoorde, ook een heiligverklaring krijgt. Vorig jaar nog drong kardinaal Ad Simonis daarop bij het Vaticaan aan.

Heilig of niet, pater Titus blijft onverminderd in de belangstelling staan. De afgelopen weken verschenen maar liefst drie nieuwe boeken over hem. Collega Hans Willems bespreekt ze vandaag in de Leeuwarder Courant.
Van Kees Waaijman verscheen ‘De spiritualiteit van Titus Brandsma’ en Joan Hemels schreef ‘Als het goede maar gebeurt’, dat vooral handelt over de betekenis van Brandsma voor de katholieke pers.
De meeste aandacht geeft Willems terecht aan de gisteren gepresenteerde kloeke biografie van oud-collega Ton Crijnen, ‘Titus Brandsma, de man achter de mythe’. In tegenstelling tot eerdere biografen, hield Crijnen een gepaste distantie. Zoals Crijnen in zijn nawoord schrijft: ,,Ik ben al tevreden als ik zijn portret heb weten te reinigen van de aanslag die kritiekloze aanbidders erop hebben achtergelaten.’’

Daarin is de biograaf geslaagd, vindt Willems. Crijnen laat onder meer zien dat Brandsma ook opvliegend kon zijn, en niet geheel wars was van ijdelheid. ,,Zijn vroomheid kon gemakkelijk overgaan in een zekere arrogantie jegens derden.’’
Crijnen keert zich, aldus Willems, tegen groepen zowel op de rechter- als op de linkervleugel van de RK Kerk, die in de loop der jaren de karmeliet poogden te annexeren. ,,Brandsma was geen kritische theoloog en boog geregeld voor de strakke hiërarchie in de kerk. Maar hij was ook niet wars van vernieuwingen en stond open voor oecumenische samenwerking. In veel opzichten was hij een kind van zijn tijd, soms wat verder in zijn denken, soms wat achterblijvend.’’

Als persoon bleef pater Titus ook voor Crijnen een mysterie, omdat de man ,,zelfden of nooit over zijn eigen zielenroerselen sprak’’. Wat zo inspirerend is bij Brandsma, aldus Crijnen, is zijn mystiek waarbij hij in ieder mens Gods gelaat weerspiegeld zag. Ondanks een diepe crisis en vertwijfeling hield hij dat tot in Dachau en tot aan zijn dood vol.