Een familie op vakantie stond voor het kerkplein stil. Oma, ouders, paar kinderen van de basisschoolleeftijd. Ze hadden, hoe zeg ik het netjes, in een Vogelaarwijk kunnen wonen. Oma stelde voor om een kijkje in de (prachtige) kerk te nemen. Haar (schoon)dochter vond dat een belachelijk idee. Een kerk bezoeken, vrijwillig? Ben je gek, we hebben vakantie! Het idee.
En dus liep de familie door. De (schoon)dochter vertelde aan haar kinderen, die waarschijnlijk nog nooit een kerk van binnen hadden gezien en geen enkel teken van afschuw hadden vertoond toen oma voorstelde om de Franciscus te bezoeken, dat oma als kind iedere zondag naar de kerk moest. En moeder demonstreerde: ze trok haar dochtertje aan het oor. Zo ging dat toen.
Onzin, zei de grootmoeder. Ze was nog nooit op die manier mee naar de kerk genomen. Je ging vanzelfsprekend mee, zo ging dat toen. Haar verhaal ging verloren, want kleinzoon en vader hadden inmiddels iets anders opgemerkt en namen de conversatie over. Oma deed er verder het zwijgen toe. Het onderwerp was ook volstrekt niet belangrijk.
In Friesland werken deze zomer weer een paar honderd kerken mee aan Tsjerkepaad: ze zijn dan op zaterdagmiddagen geopend en bieden vaak extra’s als exposities van bijvoorbeeld doopjurken en orgelconcerten. Vorig jaar trokken ze samen zo’n veertigduizend bezoekers. En daar zitten veel mensen bij die zelden of nooit in de kerk komen.
Maar het is ook goed om eens ruw bij een ander feit te worden bepaald: heel veel mensen hebben ook werkelijk niets (meer) met een kerk. Het is tijd voor vakantie, dacht ik, toen dat gezin doorliep en ik afsloeg richting mijn auto. Dat kwam goed uit, want een dag later begon mijn vakantie. En het moet wel heel gek gaan, wil ik dezer weken niet als toerist kerken bezoeken.
Korte Metten is dus een paar weken met vakantie.