Redacteur geestelijk leven van de Leeuwarder Courant

.

maandag 14 februari 2011

Hemel en aarde


Volgens het onderzoek ‘God in Nederland' (2007) is 26 procent van de bevolking het, maar het zijn er veel meer. Ook onder degenen die zich nog kerkelijk noemen, kun je ze volop vinden: ietsisten - het door Ronald Plasterk bekend geworden etiket voor mensen die geloven dat er ‘iets' moet zijn.
Nederland kent maar een paar procent overtuigde atheïsten. Veruit het grootste deel van de niet-kerkelijken wordt gerekend tot de al dan niet bewuste zinzoekers. Een mooi nieuw woord dat je veel tegenkomt in de ‘zwevende kasten' in de boekhandel. Net als de uitdrukking ‘scharnierpunten in het leven'.

Het is juist op die momenten, zoals het verlies van een geliefde, dat het besef dat er iets transcendents moét zijn het sterkst is. Zelfs iemand als de ongelovige Kluun had het in de tijd rond het overlijden van zijn vrouw Judith, schrijft hij in ‘God is gek'. Maar ook dat die overtuiging weer snel verdween.
‘Er is meer tussen hemel en aarde', is een gevleugeld gezegde. Het zinnetje wordt niet alleen gebruikt door mensen die iets met levensbeschouwing hebben, maar ook al degenen die paranormale beurzen bezoeken of graag programma's als ‘Het zesde zintuig' volgen.

Uit onlangs gepubliceerde cijfers van een peiling door de Alpha-cursus, gelooft meer dan de helft van de Nederlanders (55 procent) dat er meer is tussen hemel en aarde. Daar is het zinnetje weer. Ze hopen - ‘geloven' is een al te groot woord - op hulp van boven.
Maar er is iets vreemds aan de hand met dat ‘er is meer tussen hemel en aarde'. De zinsnede is afkomstig van Hamlet in het gelijknamige stuk van Shakespeare. Maar, het gaat om een onjuiste vertaling.

Wat Hamlet letterlijk zegt, is: ,,Er is meer ín hemel en aarde, Horratio.'' Dat die zin verkeerd gelezen wordt, heeft nogal wat consequenties, betoogt de remonstrantse hoogleraar Christina Berkvens-Stevelinck in de vorig jaar verschenen ‘Catechismus van de compassie'.
Door dat ene woordje verkeerd te vertalen, wordt een bovennatuurlijke werkelijkheid opgeroepen, zegt Berkvens. De persoonlijke God ,,legt het af tegen een abstracter begrip, een onpersoonlijke kracht waar men het bestaan van vermoedt maar niet noemen kan of wil''.

Het godsbesef heeft zich bevrijd van knellende dogma's, zet Berkvens prikkelend uiteen. ,,Beleven neemt de plaats in van belijden, spiritualiteit de plaats van geloof. God is niet verdwenen, Hij, Zij of Het heeft zich slechts omgekleed.''
Dat werd een paar jaar geleden ook opgemerkt door Maarten Meester uit Sexbierum in zijn boek ‘Nieuwe spiritualiteit' waarin hij de ‘neospiritueel' tegen het licht hield. Die moet volgens hem toegeven dat ,,zijn nieuwe baas wel verdacht veel op de oude lijkt''. Ook al noemt hij die ‘Al' ‘Universum', ‘Iets' of ‘Liefde'.

Of mensen zich nu al dan niet kerkelijk noemen of spiritueel, ze kennen allemaal het diepgewortelde verlangen naar iets of iemand die boven hen uitstijgt. Zoals theoloog Harry Kuitert het zo fraai heeft geformuleeerd: de mens is ongeneeslijk religieus.
Wie de originele tekst van Shakespeare voor ogen houdt, zal zich realiseren dat het bij dit verlangen niet om iets onduidelijks onder de hemel gaat, maar om het verlangen naar de hemel zelf.